Quantcast
Channel: broekstukken
Viewing all 451 articles
Browse latest View live

Flintlock 2014

$
0
0
A member of the Marine Special Operations Command (MARSOC) oversees a Malian fire team while conducting counter-terrorism operations in an urban terrain environment during Flintlock 10 in Theis, Senegal. The MARSOC are specialized Marines conducting special missions in unique areas, focused on capacity development under the auspices of the Trans-Saharan Counter-Terrorism Partnership. Flintlock 10 is a special operations forces exercise focused on military interoperability and capacity-building and is part of an AFRICOM-sponsored annual exercise program with partner nations in Northern and Western Africa. The exercise, which includes participation of key European nations, is conducted by Special Operations Command Africa and designed to build relationships and develop capacity among security forces throughout the Trans-Saharan region of Africa. Approximately 1,200 European, African Partner Nation and U.S. personnel from 14 nations are involved in military interoperability activities across the Trans-Saharan region during this event. (DoD photo by Max Blumenfeld/Released) Source
Flintlock is an annual counter operation and exercise organised by Africom in Northwest Africa with Dutch participation. This blog serves as a collection of media reports writing about Flintlock. (The name comes from a firearm-ignition mechanism). GlobalSecurity on the history of Flintlock.


***

20 Jan.
***

L’édition de cette année [de Flintlock] intervient dans un contexte marqué par l’escalade de la violence en Libye, où des groupes extrémistes liés à Al-Qaïda, tels que ceux d’Ansar al-Sharia, se sont implantés dans plusieurs villes de l’est. La zone est d’ailleurs régulièrement survolée par des drones dont la mission se charge de la collecte d’informations.
Sahel : Démarrage en février des exercices « Flintlock, 20 janvier 2014 par Samuel Benshimon, Sanel Intelligence.

***
17 Jan.
***

Military service members from African, European and North American countries will gather in Niger next month for the "Flintlock" exercise.
The two-week drill, which focuses on Africa's fight against terrorism and trafficking, includes air and land operations.
Held every year n nations across the Sahel region, the exercises are planned by US Special Operations to develop the capacity and collaboration among African security forces to protect civilian populations.

Water als bondgenoot

$
0
0

In de roman Koude Oorlog aan de IJssel worden feit en fictie over de geheime militaire waterbarrière, bedoeld ter bescherming tegen de Russen, vermengd. De auteurs spelen met de ontstane verwarring.

De Nederlandse waterbouwkundig ingenieur Pieter Kottier is begin jaren ’50 werkzaam aan het geheime militaire project de IJssellinie, bedoeld als waterbarrière tegen Russische tanks. Hij wordt vanwege dat werk door de Russische Klazina Borisovna Makarova op afstand ingepalmd, die verre familie van hem blijkt te zijn. Een voorvader van Kottier emigreerde een eeuw eerder vanuit Drenthe naar Sint-Petersburg.

Tussen Kottier en Makarova ontstaat een hartstochtelijke briefwisseling. Feitelijk is het niet de vrouw, maar de majoor en psycholoog A.S. Parchomov van de Russische Militaire Inlichtingendienst die de overtuigende liefdesbrieven heeft opgesteld. Op deze manier komen de Russen het nodige te weten over de aanleg van de IJssellinie. Uiteindelijk ontmoet Kottier zijn vriendin Klazina ook echt.

Waterbarrière

Nederland heeft een lange ervaring met het inzetten van water om de vijand tegen te houden. In het boek wordt die trots en passant wat genuanceerd door te verwijzen naar de Griek Xenophon die vier eeuwen voor onze jaartelling al schreef dat de Perzen het water gebruikten in hun strijd tegen de Grieken.

In het tv-programma Water als Wapen werd de Nederlandse militaire geschiedenis van inundatie, het opzettelijk onderwater zetten van een gebied, onlangs nog samengevat. De Geuzen gebruikten het middel regelmatig tegen de Spanjaarden. Holland werd vanaf de 17e eeuw verdedigd door een waterlinie en delen van Zeeland werden in de Tweede Wereldoorlog door de geallieerden onder water gezet in de strijd tegen de Duitsers. De Rijn-IJssellinie (verder IJssellinie genoemd) was het laatste militaire inundatie-project. Die linie was niet mis. ‘Oost-Nederland werd prijsgegeven’, schreef Frans Peeters in mei 1994 in Het Parool. Journalist André Horlings verwoordde het in de Apeldoornse Courant in 1997 als volgt: ‘Wanneer de Russen tussen 1952 en 1958 écht waren gekomen, dan zouden de Neder-Rijn bij Arnhem en de Waal bij Nijmegen in één klap zijn afgesloten. Al het Rijnwater zou via het stroomgebied van de IJssel worden afgeleid. Met behulp van nog een afdamming bij Olst en zo’n 150 militaire en waterstaatkundige objecten – inlaten, bunkers, oude opgelapte vestingwerken enz. – was daardoor tussen Nijmegen en Kampen een zo groot mogelijke overstroming veroorzaakt.’

(…) ‘De gevolgen zouden catastrofaal zijn geweest’, zo vervolgt Horlings. ‘Vijf procent van de Nederlandse bevolking – naar schatting 200.000 mensen – en hun vee had, totaal onverwacht en op stel en sprong, moeten evacueren; bewoners van de westelijke IJsseloever naar het westen en hun buren aan de overkant naar het oosten van het land, richting oprukkende Russen. Ze wisten van niets. Hun huizen, fabrieken en infrastructuur waren aan het water prijs gegeven. Als gevolg van het droogvallen van Waal en Rijn dreigde in het Westen verzilting van de bodem, omdat zeewater dieper het land zou binnendringen.’

Samenstelling

Hoewel de IJssellinie in de jaren ’50 is aangelegd, werd de Nederlandse bevolking pas in 1990 bekend met het bestaan ervan. De Russen zouden er echter sinds de dag dat de eerste schop de grond in ging al vanaf geweten hebben. In Koude Oorlog aan de IJsselreconstrueren A.L. Snijders en Erik Harteveld de wijze waarop de Russen zich die kennis eigen zouden hebben weten te maken. Het eerste deel van de roman bevat een ouderwetse briefwisseling tussen psycholoog Parchomov (uit naam van Klazina Borisovna) en ingenieur Pieter Kottier. De brieven treffen doel. Het duurt niet lang voordat de 29-jarige Pieter (die nog maagd is) op afstand helemaal verknocht raakt aan ‘Klasja’, zoals hij zijn Russische verovering al snel liefkozend noemt. Dit eerste deel is door Harteveld (1955) geschreven. De auteur heeft Russisch gestudeerd om vervolgens inlichtingendienst officier bij het Nederlandse leger te worden. Verder bevat dit boekdeel gespreksverslagen tussen Parchomov en zijn meerdere bij de inlichtingendienst, de nukkige kolonel Y.L. Chomenko.

Het tweede deel (een kwart van het boek) bestaat uit e-mails die Snijders (1937) aan Harteveld heeft opgesteld in de periode maart-november 2013. Snijders was voorheen columnist voor Het Parool en is bekend geworden met zijn zeer korte verhalen. Hij won de Constantijn Huygens-prijs voor het oeuvre. Je mag dan ook concluderen dat beide schrijvers geknipt zijn voor dit boek. In hun onderlinge mailverkeer komen flarden uit deel een terug. Er worden nieuwe thesen opgeworpen, bijna alsof het losstaande korte verhaaltjes betreft.

De inbreng van vormgever Martien Frijns is belangrijk. Papierkeuze, lettertypen, kaarten en andere illustraties maken het een bijzonder boek, geven het gewicht al voordat je begint te lezen. Het kartonkleurige papier ziet er goedkoop uit, waardoor de inhoud feitelijker lijkt dan het is. De brieven van Kottier en Klasja, alsmede de verslagen van de inlichtingendienst, zijn gedrukt met verschillende lettertypen. Dat valt nauwelijks op, maar het maakt wel degelijk verschil.

In het tweede deel van het boek zijn het de sfeervol in rood afgedrukte foto’s van de IJssellinie-rekwisieten die het boek kleur en cachet geven. De vormgeving houdt niet op bij het papier. Op internet is in het kader van de boekpresentatie een video te zien waarin majoor Parchomov (Harteveld) de kijker oproept te gaan spioneren.

Fictie en  

non-fictie

Chomenko en Parchomov hadden volgens de auteurs haast met het verkrijgen van informatie over de IJssellinie. De suggestie wordt herhaaldelijk gewekt dat Stalin Nederland wilde binnenrollen met zijn tanks. De militaire leiding van Rusland wilde daarom weten hoe lang het zou duren voordat de polder vol met water gestroomd zou zijn en hoe diep het dan was. Door de dood van de tiran zou deze Sovjet-invasie zijn afgewend. Dat zuigt Harteveld uit zijn duim. Zo bevat het boek toch nog een beetje echte Koude Oorlog retoriek.

Bovendien wordt in het algemeen aangenomen dat deze geheime informatie over de waterlinie anders door de Russen werd verworven dan in het boek wordt omschreven. Oud-medewerkers van de Russische geheime dienst hebben enkele jaren geleden een rondleiding gekregen in het bunkercomplex bij Olst, dat onderdeel uitmaakte van de IJssellinie. Ze lachten zich daarbij suf, want ze bleken al in een vroegtijdig stadium exact op de hoogte te zijn geweest van de Nederlandse militaire plannen.

De Nederlandse kapitein A. Wyczynski, docent aan de School voor de Militaire Inlichtingendienst in Ede, meldde in 2003 dat men er in Nederland steeds vanuit is gegaan dat de Russen wel eens op de hoogte konden zijn geweest van het bestaan van de IJssellinie. “Al vanaf het begin van de Koude Oorlog stuurde Rusland spionnen naar ons land. Vaak waren dat bijrijders van Russische vrachtwagens. Zonder uitzondering waren dat mensen van de KGB. Onder het mom dat ze verdwaald waren, zag je die vrachtwagens vaak bij bruggen en andere gevoelige plekken”, zo tekende regionaal dagblad De Stentor op.

Fantasie in romanvorm, daar is natuurlijk niets mis mee. De auteurs en de vormgeving van het boek echter wekken de schijn dat het hier gaat om een waar gebeurd verhaal. Dat betekent dat ze geslaagd zijn in hun missie, maar je moet als lezer tegelijk de neiging onderdrukken het als non-fictie te beschouwen. Blijkbaar zijn er meer die daar last van hebben. ‘De uitgever hecht er niettemin aan te benadrukken dat Koude Oorlog aan de IJssel een werk van fictie is’, zo vermeldt AfdH Uitgevers achterin het boek. De auteurs spelen met de ontstane verwarring bij de lezer. Zo wordt een zin uit het eerste deel van de roman in een mailbericht uit het tweede deel letterlijk geciteerd vanuit een roman die weliswaar genoemd wordt, maar op dat moment nog niet gepubliceerd is. Harteveld en Snijders werkten toch samen aan deze ‘roman in brieven’? Maar dat principe wordt ineens op losse schroeven gezet. Het is bijna alsof Harteveld zijn briefroman in conceptvorm aan Snijders heeft voorgelegd, waarna Snijders in een serie mails associeert op de tekst van Harteveld. Maar is het dan nog wel een gezamenlijk geschreven roman?

En zou een ingenieur als Kottier zich echt hebben laten verleiden tot het uitwisselen van uiterst geheime informatie over een militair project, waar de Nederlandse bevolking veertig jaar lang geen benul van heeft gehad, nota bene aan een Russische via een zestien maanden durende briefwisseling? Zou een Nederlandse inlichtingendienst daar dan niet vanaf hebben geweten? Dat lijkt mij onwaarschijnlijk. Harteveld neemt hiermee toch niet zijn voormalig werkgever, de Militaire Inlichtingendienst, op de hak?

Nauwkeurig lezen

De bijdrage van Harteveld levert hier en daar een soort simplisme en op geilheid gerichte woordspelingen op waar je niet vrolijk van wordt. Maar er is ook wel degelijk sprake van verfijndheid. ‘”U bent een betere lezer dan Kottier, maar weet u ook waarom?”, vraagt Parchomov aan Chomenko. “Omdat ik slimmer ben”, antwoordt hij. “En ingewijd, voornamelijk omdat u ingewijd bent in het grotere verband.”‘ Hiermee zet Parchomov zijn meerdere voorzichtig op zijn plaats, terwijl hij tegelijkertijd aangeeft dat feiten zonder context weinig betekenen. Nauwkeurig lezen is een thema dat bij Harteveld steeds terugkomt.

De bijdrage van Snijders, een uitwisseling van mailbrieven met Harteveld, kent meer diepgang. De mooiere zinnen van Harteveld komen erin terug. Ook wordt in de mails afstand genomen van het idee dat een gearrangeerde romance informatie opleverde die Stalin nodig had voor zijn aanval op Nederland. Er komt ook kritiek op het waterlinieproject in naar voren: ‘We proberen een onstuitbare vijand een minuut tegen te houden. Het is een symbolische actie, maar de ramp is realiteit.’ Hiermee wordt de minachting van de krijgsmacht voor de Nederlandse bevolking afgeserveerd. ‘Wat geloofd wordt, is waar.’ Op het Ministerie van Oorlog wisten ze dat het niet zou werken, zo lezen we.

Indien de IJssellinie daadwerkelijk een zinloos symbolisch project is geweest, dan maakt dat de financiële uitgaven ervoor – 100 miljoen gulden, omgerekend in huidige valuta zo’n miljard euro – des te schrijnender. Het plan kwam uit de koker van kapitein J.C.E. Haex. Haex is tot twee keer toe staatssecretaris van Defensie geweest en bereikte de hoogst mogelijke militaire rang van luitenant-generaal. In 1964 heeft Haex de linie zelf weer afgeschaft. In 2002, kort voor zijn dood, vertelde de voormalig staatssecretaris dat de Russen dankzij de IJssellinie“wel degelijk, degelijk” zouden hebben afgezien van hun snode plannen op te rukken naar Rotterdam. Wat is erger? Voor gek gehouden worden, of iemand die in zijn eigen gekkigheid gelooft als luitenant-generaal en staatssecretaris.

Tenslotte nog de vraag waarom het al die tijd werd gepikt dat een deel van Nederland onder water zou worden gezet met catastrofale gevolgen voor de eigen bevolking. Er lekte destijds wel eens iets van het plan uit, maar toen KVP-leider Romme er in 1953 in de Tweede Kamer naar vroeg, werd het glashard ontkend door de minister van Oorlog. Hans de Bruijn in bouwblad Cobouw: “Het ging om inundatie van een strook van 5 tot 10 kilometer breed. De bevolking kreeg te horen dat het een noodbruggen- en pontonplan betrof voor een eventuele oorlogssituatie. In 1953 geloofden burgers dat, ze stelden nog vertrouwen in de overheid.”Ook in het boek komt die goedgelovige burger aan de orde, en dat tegenwoordig‘onderdanen achterdochtiger en feller zijn, regeren is moeilijker geworden.’ Dat klinkt optimistisch. De Commissie Davids, die onderzoek deed naar de Nederlandse deelname aan de oorlog in Irak, liet weliswaar geen veertig jaar op zich wachten, maar ondanks heel veel druk nog steeds jarenlang. En de NSA-schotels in Burum kwamen pas in 2013 naar buiten en worden niet in het rapport van Davids vermeld.

De mails bevatten nóg een positieve noot: ‘Ik realiseerde me dat ik een voorstander ben van oorlogen die niet doorgaan.’ Nu nog wat minder voorbereiding op oorlog, want ook die leidt tot slachtoffers. En we moeten niet vergeten dat de Derde Wereld zijn portie ‘Koude Oorlog’ ruimschoots heeft gehad. De oorlog brak weliswaar niet uit aan de IJssel, maar in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Koude Oorlog aan de IJssel is romantiek met een ranzig randje, opgeschreven in een prachtig verzorgd en lekker leesbaar boek dat het Oost-West-conflict doet herleven.

Martin Broek
redactie Alex van Veen, Ravage Webzine

titel Koude Oorlog aan de IJssel; Roman in brieven
auteurs  A.L. Snijders; Erik Harteveld
uitgever  AfdH, 2013
uitgave  gebonden, volledig in kleur, rijk geïllustreerd, 192 pagina’s
isbn  9789072603340
prijs  € 24,50

Mali in de pers (feb. 2014)

$
0
0


Op deze pagina korte stukjes uit de pers over ontwikkelingen in Mali in 2014. De meest algemene en breed gerapporteerde kwesties worden niet opgenomen. Waar mogelijk is een url toegevoegd.

Eerder verschenen Mali in de pers:
januari


***









Source: http://mg.co.za/data/2013-06-28-00-graphic-us-militarys-presence-in-africa

***
1 Feb.
***

Chancellor Angela Merkel's new defence chief Ursula von der Leyen said in an interview last weekend that Germany should engage more strongly in Africa by sending additional military trainers to Mali and supporting the French intervention in Central African Republic. 
Germans oppose use of troops in foreign wars, The Nation (Thailand), February 1, 2014

--

BAMAKO, Mali (AP) Humanitarian groups are warning that northern Mali soon could be facing a serious food crisis unless more money is raised.
The agencies warned Friday that more than 800,000 people need immediate food aid and some 3 million people nationwide are at risk.
February 1, 2014 Aid groups warn of food crisis in northern Mali, The New Zealand Herald



 

Eurodrones

$
0
0
Eurodrones, Inc. a report by Statewatch and Transnational Institute tells the story of how European citizens are unknowingly subsidising through their taxes a controversial drone industry yet are systematically excluded from any debates about their use. Behind empty promises of consultation, EU officials have turned over much of drone policy development to the European defence and security corporations which seek to profit from it. The current trajectory points in the direction of an increasingly militarised and repressive use of drones that will have far-reaching implications for the privacy and human rights for citizens of Europe and beyond.

The report documents how:

* The EU's drone policy has evolved into a coherent action plan to remove the regulatory and technical barriers that currently limit the flight of drones in civilian airspace;

* A €70 million budget line aimed at ensuring civilian drone flight was inserted into new EU legislation as “a politically driven priority”, in the words of the European Commission, despite the fact that there has been no democratic debate on the issue;

* At least €315 million of EU research funding has been awarded to drone-based projects, many of which are subsidising Europe’s largest defence and security industries and are geared towards the development and enhancement of tools for border surveillance and law enforcement;

* At least a dozen public officials have received awards for their personal commitment to the integration of drones into civil airspace from industry lobby group UVS International;

* An MEP has told meetings organised by the European Commission about “the support of the European Parliament to the development of UAS for civil use”, even though the European Parliament has adopted no formal position on UAS; the MEP, Vittorio Prodi, participated at the meeting as chair of the Sky and Space Intergroup which, despite having resources provided by arms and aerospace lobby group ASD, does not formally have the powers to make declarations or claim to represent the official view of the European Parliament;

* The EU's own plans mirror a wider global aerospace 'road map' drawn up in an entirely technocratic manner by the International Civil Aviation Organisation (ICAO) and which aims to ensure regularised civilian drone flight by 2028, globally; and

* The EU and US have signed a formal agreement that commits them to cooperating on the integration of drones into civil airspace and the harmonisation of air traffic management systems.

The report also looks at the ways in which:

* The European Defence Agency is funding and encouraging the development of military drones through a new European Medium Altitude Long Endurance (MALE) drone project, backed by EU member states' defence ministers as part of a wider drive for the EU to find greater “civil-military synergies” and enhance its capability for “power projection”;

* Drones are foreseen as key to Europe’s plans for immigration control and may become a key tool of both Frontex, the EU's border agency (which has paid for demonstrations of Israeli drones described as the “ultimate solution for Over The Hill reconnaissance missions, Low Intensity Conflicts and Urban warfare operations”) and a key component of EUROSUR, the European Border Surveillance System, which seeks to incorporate drones and other sensors, radars, satellite imagery into their arsenal for controlling Europe’s borders;

* The EU is deepening its relationship with the European Space Agency, which is pivotal to the development of the satellite and telecommunications infrastructure needed to fly drones beyond the 'line-of-sight'. The report starts by examining in detail the substantial political and economic support given to the drone industry by the European Union. While drones may bring a variety of innovations and benefits across different sectors and markets, this support has largely benefited a defence industry desperate to compete in the glowing global market for military drones and diversify into civilian markets. Because the EU – with the exception of the still-fledgling European Defence Agency – has been prohibited from funding military R&D, the European Commission has effectively focused on subsidising the defence sector, to the tune of hundreds of millions of euros, to develop drones for ‘homeland security’ purposes, such as border surveillance and law enforcement. Given the dual civilian/military use of much of this research, the subsidies are effectively a blank cheque to Europe’s military corporations. The report warns that this is tacitly encouraging the further militarisation of the EU and the continued drive toward automation in warfare.

In 2013 the EU adopted a roadmap with the goal of fully integrating the flight of drones over 150kg into civilian airspace by 2028, with drones subject to no greater restriction on access than piloted aircraft. This work is led by the European Remotely Piloted Aerial Systems Steering Group (ERSG), housed within the European Commission and primarily made up of Commission officials and representatives of major European defence and security contractors, aerospace institutes and lobbyists such as UVS International, whose representatives have been present in discussion in drone policy in numerous European and international fora. The European Commission stated in a September 2012 working paper that the “process supporting the development of civil Remotely Piloted Aerial Systems applications needs to be transparent and involve the consultation of stakeholders, for example bodies like the European Group on Ethics, the LIBE Committee of the European Parliament or the European Agency for Fundamental Rights and Data Protection Supervisor”. Yet none of these bodies have been involved in the lengthy process leading up to the current ‘road map’ nor formally consulted since. Their absence from policy debates means that many of the conversations the EU should be having about drones – such as what they should and should not be used for, and how to prevent further militarisation and the deployment of fully autonomous weaponised drones – have been all but ignored.

The development of drone-based technology has been boosted by funding from EU research budgets. The report identifies at least €315 million of EU research funding directed at drone-based projects; of this almost €120 million has gone towards major security research projects. An increased emphasis on dual use technology means that much of the funding directed at civil projects may at the same time benefit the military development of drones. This is itself an area that has long been a subject of attention for the European Defency Agency, which is now playing host to a seven-nation “drone club” (currently led by the Netherlands and also including France, Germany, Greece, Italy, Poland and Spain) that aims to develop a European Medium Altitude Long Endurance (MALE) drone for surveillance use in military missions.

Many of the most significant projects awarded EU security research funding are, however, focused on border surveillance. At EU level, this function is the preserve of the borders agency Frontex. Aside from taking part in a number of EU-funded research projects, Frontex has also paid out thousands of euros to companies in order to view demonstrations of drones that may in the future be used for border surveillance – for the time being, it seems to be a choice between unmanned and 'optionally-piloted' aircraft, which can avoid flight restriction placed on drones through the employment of a pilot on board. Frontex is also playing a coordinated role in the EU's new border surveillance system, EUROSUR, which will integrate sensors, radars, cameras and aerial surveillance into a centralised 'picture' of EU member states' border surveillance systems.

No sustained long-range drone flight, for any purpose, is likely to take place without satellite communications links, and the European Space Agency (a broadly intergovernmental, non-EU body) has forged closer links with the European Commission and the European Defence Agency in part with the intention of developing these aspects of EU drone policy. Having determined to involve itself in security and defence issues through the redefinition of certain terms within its charter, the European Space Agency became the natural partner for an EU seeking to ease drones' route into civilian airspace.It has signed cooperation agreements with the European Defence Agency and has cooperation arrangements with the European Commission for this purpose. Like the Commission – although nowhere near on the same scale – it also funds research into unmanned aircraft flight.

Nearly all the developments charted in this report have taken place with no public discussion and debate, and no scrutiny from European or national parliaments. There are clear legitimate uses for drones, and many of these have already been demonstrated by journalists, environmentalists, geographers, political activists and others. However, the other side of the technology is one of warfare and social control. Our report suggests that the EU has been on the wrong side of this divide and argues that policies related to technology permitting the expansion of drone warfare should neither be developed behind closed doors nor steered by vested commercial interests.

Mali in the Press (March 2014)

$
0
0
On this page citations from press reports (mostly in English) on developments in Mali in March 2014. The focus this month is on: Malinese red berets, etc etc.

General and broadly reported questions are not included. Where possible a link is added.

Earlier Mali in the press blogs on:
January, February


***
March 4
***

The United States pays about a fourth of the United Nations' overall peacekeeping budget, which is at a record $8 billion. As one measure of budgetary pressure, the United States this year did not set aside money for the peacekeeping mission in Mali. The American mission to the United Nations did not respond to requests for a comment on Mr. Ban's proposal.
There is good reason for United States officials to worry about the cost and scope of this mission, said Peter Yeo, executive director of the Better World Campaign, which advocates stronger American ties to the United Nations.
Somini Sengupta, U.N. Debates the Breadth of a Mission in Africa, The New York Times, March 4, 2014
 
***
March 3
***

Han Koch, 'Verdachte militair verdient bescherming,' Trouw, 3 maart 2014
(zie ook Advocatenblad (27/2/14): ‘Militairen verdienen betere rechtsbescherming’)

--

Local sources in the region of 'Tlatit' in northern Mali said gunmen from a 'Peuhl' group and who belong to the Movement of Tawhid and Movement of Jihad in West Africa [MUJAO] have, in the past two weeks, repeatedly targeted Tuareg groups in the region, especially from the tribe of 'AMGAD;' the tribe of Haj AG Gamou, the first General from the Tuareg clan and an ally of the government of Bamako.
The source who spoke to Sahara Media estimated the death toll, resulting from the operations carried out by the Group, to about 50 people, including women and children in the region. The group had opened fire on two cars carrying Tuareg civilians coming from the market, which led to the death of over thirty people among passengers.
The source said the victims were civilian passengers, while a number of the fighters of the AMGAD tribe were killed in a clash with the group affiliated to the MUJAO, when the AMGAD fighters started tracking down the cars that opened fire on the civilian vehicles.
One of the AMGAD fighters confirmed to Sahara Media that they killed a large number of the armed group members affiliated to the MUJAO, after they tracked down their cars and clashed with them for several days in a row, and discovered several dens used by them, and arrested a number of prisoners, including members of the Arabs of Mali and some elements from Niger. It means the group receives occasional support from these elements, according to the source.
The fighter, who belongs to AMGAD, in his speech to Sahara Media, denounced how this militia penetrates the Nigerien territory and gets out with ease, despite the high security measures observed along the borders.
The area between the city of Gao and Niger is experiencing severe tension, as the Tuareg are afraid of being targeted by the MUJAO under the pretext of tribal wars, as one of the Tuareg notables in the region said, justifying this by the fact that the Tuareg had refused to join the MUJAO group and fought against it in GAO, Manaca, and Tagharengbouet.
A local source said three relatives of General AG Gamou were killed near the city of Jabak, not far from GAO, but some eyewitnesses said they had been killed by the Malian army and were not killed by the Peuhl group affiliated to the Tawhid and Jihad group in Western Africa.
MUJAO affiliates attack northern Mali Mauritanian source, Radio Sahara FM, Nouakchott, in Arabic 2100 gmt 27 Feb 14 (via BBC Monitoring Middle East – Political, March 3, 2014)


***
March 2
***

[Presenter] There is another macabre discovery in the suburb of Bamako, the Malian capital. A body was pulled out of the depth of a well in Kati, the town in which the military barracks of the March 2012 former coup makers is located.
These mortal remains could well be those of an officer of the red berets, the bodyguards of former President Amadou Toumani Toure. Our correspondent Serge Daniel files the following report from Bamako.
(…)
The other cases of the missing red beret soldiers are pending before they were found in the mass graves about nearly three months ago. It is the families of these soldiers who climbed up the crenel on this Sunday [2 March] to say that nobody is above the law and that it is time for the whole truth.
Body of Malian junta official discovered near capital, Radio France Internationale, Paris, in French 1230 gmt 2 Mar 14 (via BBC Monitoring Africa – Political).

Previous Flintlock blogs on Broekstukken:
The Dutch and the War on Terror … in Africa  (11 Feb 2011)
Nederlanders in War on Terror….in Afrika (03 Feb 2011)

Previous Mali blogs on Broekstukken:
Wapenleveranties aan Libië en de buurlanden (07 Sep 2012) 

Oefeningen en wapenhandel

$
0
0
De afgelopen drie weken vond de internationale oefening/operatievoor Special Forces in Afrika, Flintlock, plaats. Duizend militairen uit achttien landen werkten daarbij samen. Doel van de jaarlijkse oefening was dit maal het versterken van de invloed van de deelnemende landen in twee Noordwest Afrikaanse regio's: de zuidgrens van Libië en het grensgebied van Nigeria. Beide zijn belangrijke regio's voor wapensmokkel en gebieden waar islamitische terroristen opereren.
Van die achttien deelnemende landen komen er negen komen uit West-Afrika en negen uit West-Europa en Noord-Amerika.

De Afrikaanse deelnemers zijn Algerije, Burkina Faso, Tsjaad, Mali, Mauretanië, Niger, Nigeria en Senegal. Verschillende van deze landen kampen met binnenlandse conflciten. Naar Mali gaan binnenkort Nederlandse troepen om deel te nemen aan de VN-vredesmacht in dat land. Sengalese Special Forces bestrijden in eigen land al decennialang een opstand in de zuidelijke provincie Casamance. De Defensiekrantmeldt dat Senegal de samenwerkingspartner is van de Nederlanders tijdens de oefening. Nigeria heeft vaak de leiding bij vredesmissies van de Afrikaanse Unie, maar binnenlands laat het land, om het voorzichtig te zeggen, nogal wat steken vallen.

Als het gaat om wapenhandel dan zijn er internationale criteria waaraan voldaan moet worden. Als het gaat om oefeningen en samenwerking, dan is men minder kieskeurig. Waarom kan je dergelijke landen wel trainen in militaire operaties? De trainingen versterken militaire capaciteiten; ook daar waar die misbruikt worden. Het obligate lesje mensenrechten is daarbij een pleister op de wonde.

De militaire samenwerking vergroot de mogelijkheid om wapens te verkopen. Daar waar je oefent, leer je de militaire leiding kennen en worden contacten gelegd die de weg voor wapenleveranties openen. Door de strijd tegen de jihadisten is zelfs in de armste landen van Noordwest-Afrika een afzetgebied ontstaan. De aankoop door Mauretanië vorig jaar van vliegtuigen lijkt daar een voorbeeld van.

West-Afrika is niet het enige opvallende gebied waar Nederlandse troepen trainen. Minister Hennis stuurde onlangs een brief aan de Kamer waarin ze opsomde waar Nederlandse militairen actief zijn. Partners voor oefening, opleiding en training worden bijvoorbeeld gevonden in Gabon en Peru (jungletrainingsmogelijkheden) en in Jordanië en Israël (trainingsfaciliteiten voor Special Forces).

Militaire samenwerking kan ook wapenverkopen volgen. Nederland werkt militair samen “met landen in verband met instandhouding, verkoop en afstoting van materieel, bijvoorbeeld Chili, Estland, Finland, Jordanië, Marokko, Vietnam en Zuid-Korea,” zo meldde Minister Hennis de Tweede Kamer.

De belangrijkste afnemer van Nederlandse wapens in Noordwest-Afrika, Marokko, doet al mee aan Flintlock. Met ruim een half miljard aan wapenexporten naar Rabat in de afgelopen tien jaar heeft de Nederlandse wapenindustrie het land al binnen als klant. Marokko staat ermee op plaats vijf van een ranglijst met klanten voor Nederlandse wapens. Pas op plaats 37 komt het tweede Noordwest Afrikaanse land Algerije. Daarheen verkocht in 2013 voor 34 miljoen euro militaire goederen.


Deze column is geschreven voor Konfrontatie en is in gewijzigde en engelstalig vorm te vinden op stopwapenhandel

Meer informatie over Flintlock

Military exercises and arms

$
0
0


In recent weeks, the U.S. Africa Command annual regional exercise and operation Flintlock took place. Thousand of soldiers from eighteen countries cooperated in this international event for Special Forces. This year the aim of the exercise was to strengthen the position of the participating countries in two North African regions : the southern border region of Libya and the border region of Nigeria. Both are important for arms trafficking and in both areas Islamic terrorists are operating. Of the eighteen participating countries, nine were from West Africa (see map) and nine from Western Europe and North America.

The African participants were Algeria, Burkina Faso, Chad, Mali, Mauritania, Morocco, Niger, Nigeria and Senegal. Several of these countries struggle with internal conflicts. In Mali, Dutch troops will participate in the UN peacekeeping force MINUSMA (United Nations Multidimensional Integrated Stabilization Mission in Mali) to collect intelligence. In Senegal, Special Forces are fighting already for decades against an independence uprising in the southern province Casamance. According to Dutch defence bi-weekly Defensiekrant, the Dutch and the Senegalese troops are special partners during Flintlock. Another participant, Nigeria, which often leads African Union peacekeeping missions, has a military with a domestic problem with human rights, to put it mildly.

Flintlock has implications for the arms market. Military cooperation increases the ability to sell arms. While you exercise, you acquaint with the military leadership and developed contacts that pave the way for commercial contacts. Because of the common struggle against the jihadists, even the poorest countries of North Africa have become arms markets for the West. The purchase by Mauritania, one of the poorest countries in the world, of an undisclosed number of Augusta/Westland helicopters, may serve as an example .

Military cooperation can also follow arms sales. The Netherlands cooperates "with countries for preservation, exports and sales of surplus equipment, e.g. Chile, Estonia, Finland, Jordan, Morocco, Vietnam and South Korea," reported Minister Hennis to the Dutch parliament.

The main buyer of Dutch weapons in North Africa, Morocco is also participating in Flintlock. Morocco takes a fifth position in a ranking of customers for Dutch weapons, with over half a billion euro of military sales to Rabat over the last ten years. Only at position 37 is the second North African country, Algeria. In 2013, this country bought arms valued 34 million euro's.

West Africa is not the only remarkable training area for the Dutch military. According to an overview recently sent to the Parliament by Minister of Defence Hennis, Dutch troops also find partners for exercises, education and training in e.g. Gabon and Peru (jungle training opportunities) and in Jordan and Israel (training facilities for Special Forces).

Martin Broek 10/03/2014
Written for Campagne tegen Wapenhandel
Dutch version of this blog

Na de bevrijding: dienstweigeren voor de volgende oorlog

$
0
0
Direct na de oorlog werden er Nederlandse militairen naar Indië gestuurd. Enige tienduizenden jonge mannen weigerden te gaan. Enige tienduizenden jonge mannen hadden daar geen zin in. Daarvan zouden er na zware druk, intimidatie en drie maanden werkkamp nog 4.000 overblijven. Deze zogenaamde Indonesiëweigeraars gingen de gevangenis of het strafkamp in. Daarnaast waren er ook gewetensbezwaarden die op grond van de Dienstweigerwet van 1923 weigerden het leger in te gaan. Ik sprak met twee van hen: Dick de Vries en Klaas Feenstra, die elkaar leerden kennen in Lauwerpolder.

Beide mannen deden ruim drie (in het geval van Klaas bijna vier) jaar lang vervangende dienst. Bijna zeventig jaar later spreken ze nog met overgave over die periode tussen 1946 en 1950. Dick ken ik al mijn halve leven. Klaas Feenstra kwam ik tijdens het interview voor het eerst tegen. Grotendeels overlappen de verhalen elkaar, maar niet helemaal.

Nieuwersluis

Klaas Feenstra Foto: Martin Broek
http://antimilitarisme.org/index.php?orphan=830Klaas Feenstra begon in september 1946 als dienstweigeraar in de Sijpesteinkazerne in Utrecht werd na enkele weken naar het Depot en Detentiekamp bij Fort Nieuwersluis gebracht, “aan de overkant van het water,” zoals hij zelf zegt. Hij had een keurig rekwest geschreven, maar werd toch opgeroepen. Eind augustus 1946 had de regering besloten om weigeraars niet meer als burger hun beroep op de wet af te laten wachten. Ze zaten gevangen als militair en ontvingen soldij. De maatregelen zouden kort daarop nog verder verscherpt worden. In november 1946 werden drieënveertig dienstweigeraars zelfs naar Indonesië verscheept om daar pas, in september 1947, te verschijnen voor de Commissie van Advies inzake Gewetensbezwaren tegen de Krijgsdienst, voorgezeten door mr. Joseph Jitta. 

Het Nederlandse leger had kort na de oorlog een groot probleem met de dienstweigeraars. Voor de oorlog deden ongeveer vijftig mannen per jaar een beroep op de Dienstweigerwet. Tussen 1945 en 1950 waren dat er bijna 2000. Daarvan werd bijna de helft afgewezen. Daarnaast waren er ook nog de 'Indonesië weigeraars'. PvdA-senator Donkersloot betoogde in de Eerste Kamer omstandig dat het wel meeviel met aantal gewetensbezwaarden. (Handelingen Eerste Kamer 25 februari 1947) De militaire leiding vreesde echter dat de uitzending van complete onderdelen naar Nederlands-Indië in gevaar komt. (De Indonesiëweigeraars)

De gevangenisstraf in Nieuwersluis was bedoeld om druk op de jonge mannen te zetten en te schiften tussen gewetensbezwaarden en zij die om politieke, humanitaire of persoonlijke reden weigerden te scheiden. Die laatsten werden niet als weigeraar erkend. Aan de gevangenen werd duidelijk gemaakt dat als weigering plaatsvond op ongeldige gronden kon een gevangenisstraf worden opgelegd van vier tot acht jaar. Gemiddeld zaten de mannen een half jaar in Nieuwersluis. Klaas zat er ruim acht maanden. Hij zou er samen met uiteindelijk 63 anderen in barre omstandigheden de uitspraak van de Commissie afwachten. Hij heeft nog alle namen op papier. 

https://drive.google.com/file/d/0B8nHmbT0qNjWOWZtYXctZVgwTE0/edit?usp=sharing
Het regime was zwaar. Een uur luchten per dag en een maal in de drie maanden een kwartier bezoek (dat liep dan wel uit”) en twee sigaretten per week  die je kon ruilen,” weet hij nog. Hij herinnert zich dat hij vegetarisch eten kreeg en dat ze een schaakspel maakten uit een bezemsteel. Feenstra ziet Nieuwersluis als minst prettige deel van het dienstweigeren.“Op een keer kwam generaal Spoor langs om ons te bekijken. We bleven zitten alsof hij er niet was. Achteraf kregen we van de militaire bewaker de wind van voren. 'Als hij bij binnenkomst niet eens groet, dan hoeven wij dat ook niet,' was ons verweer.”

In Partij van den Arbeid-orgaan Tijd en Taak neemt dominee Buskes het voor de gevangenen op. Hij vindt het een schandaal dat de dienstweigeraars gevangen worden gehouden. In de Tweede Kamer haalt CPN'er Antoon Koejemans de woorden van Buskes aan: “Zo zitten in het Depot en Detentiekamp te Nieuwersluis op het oogenblik 18 jongens gevangen. Zij mogen post ontvangen. Zelf mogen zij echter slechts eenmaal in de veertien dagen een brief schrijven. Alle brieven worden gecensureerd. Roken is verboden. Tweemaal per dag worden zij gelucht. Als geestelijk verzorger komt nu en dan een veldprediker die probeert hen tot andere gedachten te brengen. De Zondag gaat voorbij gelijk de andere dagen. Hoeveel maanden het duren zal, voordat zij gehoord worden weet niemand.” (Handelingen Tweede Kamer 20 februari 1947)

Zowel in leeftijd als qua achtergrond was de groep divers. Klaas laat een foto zien van jonge mannen: “Ik kwam in een wereld terecht die me ontgroende. Een mix van fabrieksjongens tot bijna-afgestudeerden, die na de oorlog geen zin hadden om de studie af te maken en daardoor vrijgesteld te zijn. Er was één katholiek,” vertelt Klaas Feenstra, die inmiddels zestig jaar in Eindhoven woont.
Ze zouden niet allemaal even makkelijk de Commissie passeren.“Ze vroegen je het hemd van het lijf, maar we oefenden tijdens rollenspelen onderling hoe we de Commissie moesten benaderen,” herinnert Klaas. Het lag destijds voor de hand om te zeggen dat je niet in Indonesië wilde vechten, maar dat was een politieke reden en geen ethische en daarop zou je afgewezen worden. Voor Klaas was het niet zo'n probleem. Hij wist waarom hij weigerde. Tijdens zijn jeugd in Leeuwarden was hij stevig christelijk opgevoed en kon op grond van de Bergrede ( Mattheüs 5-7 en Lucas 6: verzen 17-49) aangeven waarom hij geen militair wilde worden.


Gewetensbezwaarden en Dienstweigerwet

Dick de Vries Foto: Martin Broek
Ik was twintig toen de oorlog was afgelopen,” zegt Dick de Vries. Hij wist zeker dat hij zou weigeren en was bij de eerste groep aan de beurt om op te komen. “Na de lichamelijke keuring kwam de indelingsofficier en die vroeg waar wil je worden ingedeeld. 'Ik wil niet ingedeeld worden,' zei ik. Volgens hem kon dat niet; iedereen die gezond is, moet in dienst. Ik wist door mijn ouders dat dit niet zo was.” Daarna ging hij naar huis. Hij werd gekeurd door een psychiater die vier simpele vragen stelde. “Daarna kreeg ik een oproep en heb ik een rekwest geschreven. Toen kwam ik voor een Commissie van Onderzoek. Dat waren zeven mensen achter een tafel met wederom niet al te moeilijke vragen. Op de vraag of ik wel eens over het antimilitarisme gelezen had antwoordde ik dat ik de De zondeval van het christendom door de remonstrant G.J. Heering (1928) had gelezen. Een boek over geweldloosheid en christendom.” Hij valt nog onder de soepeler regeling en zal daardoor Nieuwersluis niet zien. Thuis wacht hij op zijn oproep. Op 27 mei 1947 reist hij naar kamp Lauwerpolder in Noord-Groningen. 
 
Opmerkelijk genoeg weet hij zelf niet waarom hij Nieuwersluis oversloeg. Hij meent dat het komt, omdat hij zich meteen meldt als Gewetensbezwaarde tussen twee studies door en bovendien is hij goed geïnformeerd. Zijn remonstrantse ouders werden na de Eerste Wereldoorlog beiden lid van een vredesorganisatie waar ze elkaar leerden kennen. Ze waren van daaruit betrokken bij het ijveren voor de Dienstweigerwet van 1923. “Ik heb daar met hen veel over gepraat,” zegt De Vries. Zijn vader stond ook onder een verzoek aan de regering tot uitbreiding van de wet op dienstweigering in 1925, waarvan Heering initiatiefnemer was. Zijn moeder ontbrak als ondertekenaar. “Ik werd een dag na de ondertekening geboren, vandaar.” Hij heeft het tijdens het interview veel over Indonesië als deel van de motivatie voor het weigeren, maar hij keek destijds wel uit om dat te hard te zeggen. Met een jaar theologie was de commissie voor hem een makkie.
Ook Feenstra gaat iets later, in juni 1947, naar Lauwerpolder. Ze staan nog aan het begin van de ruim drie jaar tewerkstelling.1

Kamp Lauwerpolder

Kamp Lauwerpolder op 27 mei 1947 Foto: collectie Dick de Vries
Slaapzaal Kamp Lauwerpolder Foto: collectie Dick de Vries
Op 27 mei 1947 gaat het kamp Lauwerpolder voor dienstweigeraars open. Het kamp ligt aan de Waddendijk, vlakbij het Noord-Groningse Usquert. Het is al eerder in het leven geroepen door de Dienst Uitvoering Werken (D.U.W.) voor hulp aan de boeren in de omgeving. De destijds bekende journalist A. Pleysier schrijft in een lang en poëtisch artikel 'Werken voor hetvaderland' over het kamp: “De afzondering van het kamp in het verre Noorden schijnt geen toeval: gewetensbezwaren moet men aanmoedigen noch propageren.” 

Niewsblad van Frieland 6 juni 1947
Het kamp is U-vormigopgebouwd. De kanten zijn de woonbarakken met slaapzalen (voor acht personen waar er wel 15 sliepen), een huiskamer, wasruimte en een ziekenzaaltje. In het midden liggen het magazijn, de keuken, de woning van de kampbeheerder, de kantine en de eetzaal. De kampbeheerder was tot 1951 Indonesiëveteraan Brandsma. Zijn zoon Janzou trouwen met de dochter van kantinebeheerder Klaas Wit.

'Stiekelen' Foto: collectie Dick de Vries
Dick: “Ik was er als eerste. Ik liftte in die tijd altijd en nu kreeg ik een lift van een man van Oogstvoorziening die in het kamp moest zijn. Hij zette me voor de deur af. Ze kwamen arbeiders te kort en daar waren wij voor. Er was nog een ander kamp. Daar zaten NSB'ers die aan de indijking van de Waddenzee werkten.” 
 
Foto: collectie Dick de Vries
Het Nieuwsblad van het Noorden schrijft op 6 juni 1947 dat: “Principiële dienstweigeraars in oogstcolonnes worden tewerkgesteld. Zij worden daartoe in kampen van de D.U.W. gehuisvest. Reeds zijn ruim 100 dienstweigeraars bijeengebracht in het kamp in deLauwerpolder, terwijl binnenkort nog 60 anderen worden verwacht.” Die 60 zijn de mannen uit Nieuwersluis, waaronder Klaas Feenstra. 
 
Van de Lauwerzee tot bijna de Dollard zijn de 'dienstweigeraars'– zijzelf protesteren tegen deze titel – over het uiterste Noorden van de provincie verspreid,” schrijft Pleysier. Het grootste deel van hen moest schoffelen (stiekelen), gerst op schoven steken en ander landbouwwerk. “We werkten in een zwartgemaakte battledress. Ik moest op de fiets naar een boer. Ik vond er niets aan. Ook 's zaterdagmorgens moesten we werken en kregen we hele vieze slappe koffie van de boer,” zegt Klaas Feenstra. 

De Waarheid 6 juini 1947
Dick de Vries was voor het boerenwerk niet in de wieg gelegd en had last van bijzonder zware hooikoorts. Hij deed daarom administratieve taken, maakte schoon, hielp in de keuken en zette een kleine bibliotheek op. Pleysier noemt die bibliotheek in zijn artikel: “Maar de bibliotheek – van geschonken boeken – is te klein en niet bijzonder geschikt.” Henk Akkerman2, die uitgebreid wordt geïnterviewd in het boek Dienstweigeraars, is minder kritisch en blij met de bibliotheek, die naast pacifistische en socialistische boeken,“ook wel literatuur: van Giesen, en De Ligt tot Troelstra en Vestdijk, zeg maar. En natuurlijk het scala aan kranten” bevat. Dick de Vries protesteert tegen het woord klein: “Ik had ruim 100 boeken,” zegt hij.

Onder de gewetensbezwaarden waren ook volwassen mannen. Zij waren in 1940 al aan de beurt en zijn in 1946 ruime twintigers. Vaak hebben ze een gezin, maar zijn als kostwinner door het weigeren jaren uit de running. Zij krijgen tot een maximum van ƒ 50,-- (€ 21) per week als vergoeding. De ongehuwden krijgen ƒ 1,-- per dag. 

Het Vrije Volk 9 juli 1947
In begrotingsbehandelingen in de Tweede Kamer van het Ministerie van Oorlog blijkt steeds weer dat het werk van de dienstweigeraars minder oplevert dan begroot. De mannen worden dan gestraft met kortingen op hun vergoeding en met overwerk op zaterdagmiddag, om ze aan te sporen tot harder werken. In Lauwerpolder is van een dergelijke werkdruk nog geen sprake. 

Het was wel een dubbelzinnige situatie. De jongens waren goedkope arbeidskrachten en concurreerden daarmee de landarbeiders eruit, die nog slechter betaald werden. “Zo werden de dienstweigeraars misbruikt,” aldus De Vries. Op de vrachtwagen waarmee een deel van de jongens naar de boeren werd gebracht, werd desondanks de Internationale gezongen, zo gaat het verhaal. Dick was daar niet bij en kan dat dus niet nagaan, maar, denkt hij, “het zal vast wel eens voorgekomen zijn”. 

Kamer 3, Kamp Lauwerpolder
Begin juni, twee weken nadat het kamp was opengegaan, berichtte de Waarheid al over de erbarmelijke omstandigheden. Kerk en Vrede “De jongens, wier gewetensbezwaren erkend zijn, worden te werk gesteld in het kamp Lauwerpolder Usquert. Een vrij groot aantal is kort geleden naar dit kamp vertrokken. Alle leiding ontbreekt er echter. Toen de jongens aankwamen, was er slechts één man, om hen te ontvangen en deze ene wist van niets. Deze tewerkstelling is geheel onvoldoende voorbereid. Aan de materiële - verzorging ontbrak vrijwel alles, om van de geestelijke te zwijgen. Wij vragen: Kan de uitvoering van de dienstweigeringswet niet met wat meer ernst geschieden?”
Kamer 4, Kamp Lauwerpolder
vraagt de Minister de situatie te verbeteren, aldus de krant. In juli schrijft dominee Buskes in het Vrije Volk (9 juli 1947):

Lauwerpolder is ongeschikt voor een verblijf in de wintermaanden, vinden de tewerkgestelden. In november 1947 breekt een staking uit. De dienstweigeraars eisen, gesteund door hun huisarts, warmere dienstkleding. Na twee dagen komen de eerste warme kleren en hervatten de dienstweigeraars het werk. Maar het kamp zal sluiten en Lauwerpolder wordt voor dienstweigeraars nooit meer gebruikt.3 Dat komt goed uit, want als de herfst voorbij is en de gewassen van het land, hebben de boeren de dienstweigeraars niet meer nodig. In december gaan ze naar Vledder, een D.U.W. kamp bij Steenwijk in Drenthe.

Kamp Vledder

Foto's: collectie Dick de Vries
Bootwerker, violist en theoloog
Het kamp in Vledder heeft een pittige geschiedenis. In 1939 werd het gebouwd voor de werkverschaffing. Daarna werden er Joodse mannen opgesloten voor ze naar Westerbork werden gebracht. In 1944 wordt het gebruikt voor ongewapende dienstplicht. In april 1945, nadat het bevrijd was door de Canadezen, worden er NSB'ers en hun kinderen opgesloten. Na de oorlog wonen er eerst mensen uit het vernielde Arnhem, daarna komen de dienstweigeraars. Die gebruiken het kamp tot 1970. Tenslotte is Vledder een jeugdinternaat geworden. 

Kerst in Vledder, 1948
Ook in Vledder ligt het lichamelijk zware werk Feenstra en De Vries niet. Gedetailleerd beschrijft Feenstra het ontginnen van de hei. De plantjes moesten ondergespit worden. Daarop zandgrond en helemaal bovenop een laag zwarte aarde. Een heel karwei. “We hadden een stuk gedaan en het lag er netjes geëgaliseerd bij. Die nacht stak de wind op en waaide de hele zwarte laag weg. Werk voor niets gedaan.” In 'Dienstweigeraars' zegt Henk Akkerman dat je tegenwoordig kan zien dat het zinloos werk was, aangezien nu weer hele stukken bos zijn geworden. 

Kerst in Vledder, 1948
De Vries gaat verder met zijn bibliotheek. In de Friese Koerier van 15 februari 1969 wordt Jan Roest geïnterviewd, ook een dienstweigeraar. Hij begon in 1947 in Nieuwersluis. “In zijn vrij tijd was hij in Vledder bibliothecaris,” schrijft de krant en “Hij zorgde dat de bibliotheek daar flink van literatuur werd voorzien, uiteraard vooral van pacifistische aard.” Dick de Vries herinnert zich: “We hebben heerlijk samengewerkt.” Bij Roest bleef het hangen: van 1956 tot 1963 was hij directeur van de Openbare Bibliotheek in Drachten. 

Kerst in Vledder 1948
Klaas Feenstra ging helpen in de ziekenboeg. Hij legde er voor de tweede keer een administratie aan en heeft nog een lijst met de namen van alle dienstweigeraars op dat moment. Ik vraag hem er voor te zorgen dat die lijst uiteindelijk wel goed terecht komt. 

Heel even werken beide nog in een ander kamp: Pikbroek bij Lakenweg. Het kamp in Vledder wordt steeds voller en de onvrede over het vrij zinloze zware werk neemt toe. Dick de Vries zegt dat het er verder prettig was, “we waren er allemaal voor hetzelfde”. Ook Antoon Daniëls, een ongeschoolde jongeman uit de Amsterdamse Jordaan en Jehova's getuige, stelt in 'Dienstweigeraars': “Een ideale gemeenschap – waarvan ik vóór die tijd niet het het vermoeden had dat-ie kon bestaan. Vledder had zoveel inbreng van zoveel verschillende richtingen, maar het was een hechte gemeenschap op grond van eerbied voor elkaar. (…) Je kan zeggen dat ik in de jaren dat ik vast zat in de gevangenis [Nieuwersluis] en in Vledder zeker vijftien jaar heb ingehaald. Vijftien jaar opgeslurpt in ontwikkeling, denkvermogen en inzicht. Dat is het grootste wonder dat mij is overkomen.”
Simultaanschaken.


Wim Platte vertelt in Indonesiëweigeraars ook positief over het kamp: “Er waren wel jongens die zeiden dat we in een soort concentratiekamp zaten, maar dat was niet zo. Er was geen prikkeldraad, geen petten, geen geschreeuw. Ik vond het een paradijsje. Ik zat in Vledder met een vriend die twee jaar in Oraniënburg had gezeten. Hij had toen al de 'kampkolder'.”Wim Platte had zelf tijdens de oorlog in de hel van concentratiekamp Neugamme gezeten, waar de helft van de de ruim honderdduizend gevangen om was gekomen.

Kampkrant DOM

De Vries en Feenstra zijn betrokken bij de kampkrant DOM. Klaas haalt ze uit zijn map met dienstweigerstukken en ik krijg de twee eerste exemplaren mee (ze staan inmiddels op het internet). Het idee om een krant op te zetten ontstond al in Lauwerpolder, maar de eerste lichting moest door de tweede uit de “dommelende houding” wakker geschud worden. Als er een stencilmachine beschikbaar wordt gesteld door Tinus van Aken (die betrokken was bij het blad Jeugdland) en papier door Cok van Hees, dan is er geen belemmering meer om te beginnen. 

https://drive.google.com/file/d/0B8nHmbT0qNjWdFdnRzNFaDlrRlE/edit?usp=sharing
Het eerste nummer is een gevarieerde uitgave met de Ballade van een dienstweigeraar; een boekbespreking door Wim J. Simons (die niet veel later vader en uitgever werd); een twee pagina's lange oproep van Dick de Vries om te gaan corresponderen met jonge mensen in Duitsland (“Zij, die enigszins Duits kunnen schrijven hebben hier de gelegenheid on te tonen of al hun theorieën over vrede werkelijk in hun hart leven.”); een persbericht over het oprichten van een belangenorganisatie voor dienstweigeraars; een keiharde brief uit Indonesië van een vriend van een kampbewoner (“Heus we hebben teveel meegemaakt, om iemand te laten leven die de Republiek helpt, of het zou moeten zijn om de vrede blijvend te herstellen en te waarborgen.”) en een analytisch verslag van een IFOR-bijeenkomst door Jan Roest. 

https://drive.google.com/file/d/0B8nHmbT0qNjWRVhwY19NbVFpSTA/edit?usp=sharing
In het tweede nummer, uit juni 1948, twee stukken van Klaas Feenstra. Een over de kunst van het lezen, waarvoor je open moet staan en “vooruitmaar” niet betweterig moet zijn. Zijn andere stuk gaat over geruchten in het kamp. In dat tweede nummer staat ook een artikel van Wim Faassen die stelt dat “Daar we niet niet weten hoe lang we bij elkaar zullen zijn, dienen we de oplossing van onze problemen niet uit te stellen, opdat we onbevredigd weer uit elkaar zouden gaan.” Het is de vraag of hij het zelf beter maakt met zijn opmerking: “Velen van ons zouden graag nuttiger werk doen. Dit is echt het werk van mensen, die ergens tegen zijn, voor anti-militaristen. Maar zij die meer positief het gelijk van allen beogen zouden zich veel nuttiger weten bij Hulpwerk in Indonesië of Duitsland, bij de wederopbouw, of in de verpleging.”Op zaterdagmiddag moet overgewerkt worden, omdat de doelstellingen niet gehaald worden en volgens Faassen moeten daarvan niet de zwakken de schuld krijgen. Al met al schetst het een beeld dat de sfeer, om het zachtjes uit te drukken, beter kan. Anderzijds wordt door 30 procent van de dienstwiegeraars wel een stempel gebruikt met de tekst "Er is geen uitweg, tenzij door waarheid en geweldloosheid. Dienstweigeraarskamp 'Vledder,' zo blijkt uit Kamervragen van de Anti Revolutionaire Partij (AR) in maart 1948.

Tewerkstelling

Als in Vledder de verantwoordelijke ambtenaar uit Den Haag langs komt, vraagt De Vries een privé onderhoud aan en vertelde dat in Amerika dienstweigeraars onder andere in ziekenhuizen te werk werden gesteld. Hij had daarover gehoord van een Amerikaanse kennis die betrokken was bij de Quakers. Het was een systeem dat zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog bestond en werd uitgevoerd door The Civilian Public Service (CPS). “Het leek wel alsof hij dat nog nooit had gehoord. In een mum van tijd was hij terug met een ziekenhuisdirecteur.” meldt Dick. In december 1947 dacht men nog aan het te werk stellen in de mijnen, aldus eenKamerstuk. Voor mensen die geen zwaar werk konden verrichten werd ander werk gezocht.

In de Tweede Kamer komt zinnig werk een beetje als mosterd na de maaltijd aan de orde. Op 25 januari 1949 merkt PvdA-Kamerlid Vermeer op: “Mijn vraag is echter of er geen andere wegen zijn om deze krachten productief te maken. Zij mogen geen voorsprong hebben op jongens die in dienst zijn, ook daarover moet geen misverstand bestaan. Maar kan men de onderwijzers onder hen niet verplicht te werk stellen in het eigen vak? Een aantal van deze jongens wil gaarne werken in de krankzinnigenverpleging waar men grote tekorten heeft aan personeel. Een ander aantal heeft zich vrijwillig beschikbaar gesteld voor medische proeven van professor Van Güse uit Leiden. Laat men maatregelen nemen om deze jongens op verschillende manieren productief te maken. Over het algemeen heeft men bij deze groep te maken met ernstige mensen. De tewerkstelling in Indonesië is een voorwerp van studie. Ik hoop op een positief resultaat.” Op dat moment werken er al 19 mannen gewetensbezwaarden in de 'krankzinnigenverpleging'en is de overheid begonnen met een zinnige tewerkstelling.

Rijks Psychiatrisch Instituut (RPI)

De Rijks Psychiatrische Inrichting (destijds nog als Rijkskrankzinnigengesticht) kwam in 1912 naar Woensel bij Eindhoven. Er was al een psychiatrisch instituut in het Noorden, het zuiden moest de tweede vestiging krijgen. De burgemeester van Eindhoven had nog een stuk grond en hoopte op werkgelegenheid. Dertig jaar later, vlak na de Tweede Wereldoorlog, zag de arbeidsmarkt er heel anders uit. Door de wederopbouw waren overal arbeidskrachten nodig en de RPI kampte met een groot personeelstekort. Er zijn genoeg banen die beter betalen en minder veeleisend zijn. Verpleegsters zitten “te huilen op de rand van de badkuip,” omdat ze het werk niet meer aan kunnen.

Directeur Mooij kaart het personeelstekort herhaaldelijk aan in Den Haag. De oplossing wordt gevonden in de dienstweigeraars. Hier komen het verhaal van De Vries en dat van het instituut samen. Een psychiater kwam in Vledder mensen uitzoeken. Er werd een man of 20-25 uitgezocht daarvan bleven er negen over. Op 16 augustus 1948 begint hun werk in Woensel. Ze worden in het herdenkingsboek allemaal bij naam genoemd, over De Vries wordt gezegd: “Dick kwam bij de psychopaten terecht.”Dick kent het citaat uit zijn hoofd. “Om die psychopaten kon je erg lachen; het zijn grappige kerels.” Later zou hij als ontwikkelingspsycholoog directeur worden van het Pedagogisch Centrum van de gemeente Enschede. 

Het ziekenhuispersoneel moest er aan wennen dat de 'witte soldaten' kwamen. Ze kregen witte kleding zonder rangonderscheidingstekens en werden leerling-verplegenden. De verwachting was dat het wel rare kerels zouden zijn, maar dat viel mee. Er waren wel twee problemen. Ze waren eigengereid en daar was directeur Mooij niet van gediend. Verder bieden ze wel verlichting op de mannenafdeling, maar daar hebben ze op de vrouwenafdeling pas iets aan als - na heftige strijd met de katholieke bonden - mannelijk personeel doorgeschoven kan worden naar die afdelingen, op voorwaarde dat die mannen gediplomeerd, gehuwd en van een bepaalde leeftijd zijn. Al snel waren de witte soldaten volwaardige leden van het team, en dat voor een gulden per dag (€ 0,42 ct).

Daar zat ik naast een stervende,” zo begon Klaas Feenstra het gesprek. Al na zo'n 4 á 5 weken deed hij alleen nachtdienst, van tien uur 's avonds tot half acht 's morgens, bij zo'n 32 snurkende kerels. Eén van hen, een voormalig Belgisch bokser, lag ' in de isoleer'. Klaas vertelt ook over de oud-organist die kleptomaan was: “In de nacht schreef ik brieven. Als ik even naar de WC ging dan was daarna mijn pen weg. Ik pakte hem weer terug. Hij: 'ik geef je een pak op je sodemieter'. Ik bleef kalm.” 
 
Hij zit er nog steeds kalm bij en zoekt zijn woorden weloverwogen. “De organist ging dood bij mijn dienst. Dan ben je 23 jaar. Het was mijn eerste dode en ik zat er alleen voor. Ik was niet gelovig meer, maar met die man bad ik het Onze Vader. De mannen die voor twaalven dood gaan worden afgelegd. Zij die later sterven moeten daarvoor wachten op de ochtendploeg. De dode blijft dan gedurende de hele nachtdienst liggen.”

In het RPI hebben de dienstweigeraars een eigen kamer met wastafel. “Dat was gezien de nachtdiensten en het emotioneel zware werk geen luxe. Ook het eten was fantastisch en het complex lag in een prachtig park. En je kreeg een eigen sleutelbos. Het is wel een groot contrast met de eerdere ervaringen. Ik vond het er prima, je werkte met mensen,” zegt Feenstra.
De Vries zette een voetbalelftal op met zijn patiënten.“We vroegen of dat mocht en kregen een echt doel, shirtjes en schoenen. En ik kreeg de sleutel om ze op te kunnen halen en was verantwoordelijk.” Het werd een daverend succes. “Het gaf zin aan je werk,” aldusDe Vries, “je werkte met gewone burgers – je werd bijna een gewone werknemer. Een andere dienstweigeraar, Jan Dwars, zette een wandelclub op voor mannen en vrouwen. Zonder veel opleiding is hij als dienstweigeraar later doorgegroeid tot directeur van een jeugdinstelling.

Feenstra leerde zijn vrouw in het RPI kennen. Ondanks de grote inzet kreeg hij zijn diploma leerling psychiatrisch verpleger niet, omdat de dienstweigeraars twee weken te laat was begonnen, waardoor het hele jaar niet meetelde. Dat viel hem bitter tegen en hij vertrok om bij Philips te gaan werken, op personeelszaken. Het aanleggen van een administratie in Nieuwersluis en Vledder zat hem blijkbaar in zijn bloed. Hij zou het werk tot zijn pensionering blijven doen. De Vries mocht weg toen zijn studie psychologie begon.

Wat opvalt is dat beide mannen met plezier terugdenken aan die vormende dienstweigerjaren. Ze benadrukken dat ze het goed hebben gehad. Feenstra noemt kameraadschap, vriendschap, inzicht in wat het betekent gevangen te zitten en mensenkennis. Schizofrenen kom je overal tegen. Een directeur van Philips had een dergelijke stoornis. Ik herkende dat meteen.” De Vries zegt: “Ondanks verschillen in achtergrond was er ook veel eenheid. Je zat met elkaar in hetzelfde schuitje, gedeeltelijk op dezelfde ideologische basis.” Dat ze een jaar langer moesten dan de dienstplichtigen van hun lichting, vindt hij achteraf terecht. “De jongens in Indonesië hebben het veel slechter gehad dan wij.” 

Door de 'preciezen' werd gemopperd dat van de principiële weigering op ethische gronden, zoals die voor de oorlog veel voorkwam, weinig over was. Paul de Groot, Kamerlid van de CPN, constateert zeer terecht dat het grote aantal dienstweigeraars, juist ook in niet-CPN-kring, als symptoom van een grote weerzin tegen de Indonesiëpolitiek moet worden beschouwd. De Vries en Feenstra weigerden dienst in een bijzondere periode.

Martin Broek
Geschreven voor het Vredesmagazine

Met dank aan Erik de Graaf (Graafwerk) voor aanvullende informatie.

Noten:
  1. Dienstweigeraars moesten een jaar langer 'dienen' dan soldaten. In het geval van De Vries en Feenstra ging het om de Zeven December-Divisie die in oktober 1946 naar Indonesië vertrokken en pas in 1949 afzwaaide.
  2. Jan Ekema en Teun Juk, samenstellers van "Uithuizer polders in woord en beeld”, schrijven dat er tot 1949 altijd 120 dienstweigeraars aanwezig zijn in kamp Lauwerpolder. De meeste bronnen (inclusief de Handelingen van de Tweede Kamer 23 december 1947) spreken dit tegen.

Moorden op afstand

$
0
0
In november 2013 besloot Nederland het onbemand vliegtuig Reaper aan te schaffen. De Reaper is een drone van wapenbedrijf General Atomics, dat groot is geworden door de ontwikkeling van drones. In 1980 had General Atomics nog een omzet van 115 miljoen dollar, in 2010 is dat al gegroeid tot 662 miljoen. Deze informatie komt uit Drone Warfare; killing by remote control geschreven door Medea Benjamin van vredesorganisatie Code Pink. Het boek geeft een overzicht van de ontwikkelingen op drone gebied en volgt een drone van wieg tot graf: van productie via inzet naar slachtoffers. Vervolgens gaat het over wetgeving, acties tegen drones en een internationale campagne.

Het boek is grotendeels gebaseerd op geschreven bronnen, maar ook op bezoeken aan Pakistan en Afghanistan. Dat leidt tot persoonlijke verhalen met gruwelijke details. Zoals een verhaal van een meisje van dertien jaar en haar broers: “Opeens hoorden ze een dreigend gebrom en toen was er een explosie: iets vreselijks was uit de lucht gevallen, het trok hun huis uit elkaar en slingerde lichaamsdelen van hun moeder en twee broers door de lucht.” Het maakt de gruwelen van de aanvallen door drones invoelbaar.

Er zijn bewapende en onbewapende drones en er zijn hele kleine drones. DARPA de defensie-onderzoeksorganisatie van de Verenigde Staten looft prijzen uit van 100.000 US$ voor studenten en hobbyïsten die met een goed plan komen. Voor een habbekrats halen ze zo ideeën binnen. Benjamin schrijft over zwermen kleine drones, die als kamikaze's op een doel afgaan, en over drones die zich vastplakken aan een doel en exploderen op het moment dat dit gewenst wordt.

Campagne

Drone Warfare is een campagneboek. Dat is niet verrassend, schrijfster Benjamin is mede-oprichtster van de door vrouwen geleide vredesorganisatie Code Pink, die campagne voeren onder de leus Ground the Drones. Ze vertelt met enthousiasme over acties tegen drones, zoals naming and shaming van wapenfabrikanten, juridische procedures, gebruik van de Amerikaanse Wet Openbaarheid van Bestuur (Freedom of Information Act, FOIA) etc. “Een van de beste methoden om een basis voor activisme te bouwen is je richten op lokale connecties met drones en de inzet daarvan,” schrijft ze.

Een opsomming van acties en internationale bijeenkomsten is één, maar hoe zou een brede internationale campagne eruit moeten zien? Daarover is het boek onduidelijk. Het doet wel aanzetten. In het voorwoord, door feministe Barbara Ehrenreich, staat: “Als we de oorlog willen stoppen moeten we ons richten op alle wapens die oorlog mogelijk maken en zelfs uitlokken (…) en de industrieën die ze produceren. (…) We moeten ons aantrekken dat ze worden ingezet voor binnenlands gebruik en zelfs bewapend aan de Mexicaanse grens, en mogelijk ook tegen Amerikaanse demonstranten.”

Benjamin pent een scala aan argumenten neer die handig zijn om te kennen in de strijd tegen drones. Opmerkelijke vond ik het gegeven dat in de officiele cijfers van het Pentagon het aantal civiele droneslachtoffers kunstmatig laag gehouden wordt, door alle volwassen mannelijke slachtoffers als strijder te definiëren. Wie een geweer heeft loopt extra kans doelwit gezien te worden. Een Pakistaans advocaat reageert: “Als dat het criterium is dan moet de VS een genocide beginnen, omdat alle mannen in het gebied [Waziristan in Pakistan] een AK-47 dragen en zich houden aan de sharia. Dat is deel van hun cultuur. Sinds wanneer kan je mensen vermoorden om hun overtuiging?”

Haalbaarheid

Op zoek naar campagnemogelijkheden noemt Benjamin de succesvolle anti-landmijncampagne, die leidde tot een VN-verdrag tegen anti-personeelsmijnen (AP). Een verdrag verbod waaraan de VS niet deelneemt. Hetzelfde geldt voor Israël, dat veel drone-technologie exporteert en veel aandacht krijgt in het boek.

Jody Williams, die namens de Internationale Campagne voor de Afschaffing van Landmijnen (ICBL) de Nobel Vredesprijs kreeg, vermoedt dat een brede campagne tegen drones weinig uit zal halen. “Landmijnen waren klein grut,” zegt Williams.“Drones zijn anders. Die zijn een melkkoe voor fabrikanten, lobbyïsten en de overheidsbandieten. Er komt een grootschalige wapenwedloop voor dit soort wapens en ik ben bang dat bedrijven geen verbod zullen toestaan.” Wat wel een campagnedoel zou kunnen zijn, is voorkomen dat er geautomatiseerde bewapende drones op de slagvelden komen, zegt Williams. Dat sluit aan op de campagne van de International Committee for Robot Arms Control (ICRAC) die al stappen heeft gezet binnen de VN. Of Benjamin ook die richting op wil is onduidelijk. Een onduidelijkheid die ze misschien expres laat bestaan, om niet te hoeven kiezen tussen wat haalbaarheid en wat nodig is. “Het gebruik van drones moet beperkt en transparant worden,” schrijft ze, “en op zijn minst bekend.”

Onbewapende drones

De inzet van drones in conflictgebieden veroorzaakt veel stress. Op sommige plaatsen komen drones wel 15 keer op een dag overvliegen. De ene keer observeren ze alleen, de andere keer schieten ze op je familie. Hoe zit het met de onbewapende drones? Benjamin geeft een paar maal aan dat er ook drones zijn die nuttig worden gebruikt bij bijvoorbeeld rampenbestrijding. Maar er zijn ook onbewapende drones die ingezet worden voor het verzamelen van militaire inlichtingen of voor bespioneren van mensen in conflictgebieden of 'gewoon' hier. De discussie hierover wordt in het boek nauwelijks gevoerd. De Brit Chris Cole van Drone Wars UK zegt in het boek tegen Benjamin: “Er is ook veel meer scepsis tegenover observatie door drones in het VK dan in de VS.” En daarmee lijkt de kous af. Een discussie over een mogelijke coalitie met groepen die zich richten op burgerlijke vrijheden wordt uit de weg gegaan.

Europa

Het boek is vooral op de VS gericht. Wat doen British Aerospace Systems en de Europese (voorheen EADS) op dit gebied? Welke spelers zijn er in Europa? Bestaat daar overzicht van? Inmiddels heeft de Europese Unie via de European Defence Agency (EDA) zijn eigen drone 'community'. Die bestaat uit Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Nederland, Polen en Spanje. Drones – in de Europese Unie Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS) genoemd – worden gezien als een prioriteit voor de Europese wapenindustrie. Een deel van deze ontwikkelingen zat er in 2012 al aan te komen. Jammer dat ze in het boek ontbreken.

Militaire ontwikkelingen

Een zwakte van het boek is dat bijna lijkt alsof politiek wordt gemaakt door wapens, niet door mensen.Met drone oorlogsvoering is het niet nodig om eerst de bevolking achter de oorlog te krijgen (…) of om eerst heftige debatten in het Congres te voeren.” “De gevechten in Libië werden gevoerd door drones.” zijn illustratieve citaten. Belangrijker is een andere zwakte, namelijk de afwezigheid van een visie op de Amerikaanse militaire strategie waarbinnen drones passen. Bush maakte in 2001 een einde aan een verbod op het gericht vermoorden van tegenstanders, dat 25 jaar had bestaan. De budgetten voor de Special Forces, de creme de la creme van het leger, werden ondanks allerlei bezuinigingen op defensie de afgelopen jaren juist groter. Kleinschalige optredens – eventueel met het gericht afschieten van tegenstanders – winnen aan belang. Hierdoor neemt de controle op operaties af. Oorlogsvoering veranderd, en de technologie van de drones past daar wonderwel in.

Reaper

De drone die ook Nederland gaat kopen, de Reaper, krijgt nogal wat aandacht in het boek. Het vliegtuig wordt dan ook bewapend ingezet door de twee organisaties waarop het boek vooral zijn pijlen richt: de CIA en het Joint Special Operations Command (JSOC, dat samenwerkt met de opvolger van Blackwater/Academi). Zij zetten drones in binnen grotendeels geheime programma's. Het werd door de Amerikaanse generaal Petreus omschreven als “een moord machine die bijna op industriële schaal opereert.” Jammer dat het boek geen index bevat, zodat ik dit soort zaken snel kan vinden.

Het boek richt zich tegen een andere winnaar van de Nobelprijs voor Vredes, president Obama, die “zijn tactieken simpelweg heeft veranderd van laarzen op de grond naar moordenaars in de lucht.” In landen met een islamitische bevolking die bondgenoot zijn van de VS, was in juni 2012 tussen de 81 en 89 procent tegen drones. In de State of the Union van eind januari jl. meldde de president dat voortaan voorzichtiger met drone aanvallen zal worden omgegaan. De kritiek wordt op zijn minst opgemerkt. Meer kritiek op drone programma's, ook de Europse, kan zeker geen kwaad om de opmars ervan verder te hinderen. Het boek van Benjamin zorgt ervoor dat je snel en goed onderbouwd een mening kan vormen over de vliegtuigjes die worden bestuurd op afstand. 

Geschreven voor vredesmagazine.nl

titel Drone Warfare; Killing by Remote Control
auteur Benjamin Medea (voorwoord: Barbara Ehrenreich)
uitgever Verso Books
uitgave Paperback, 224 pagina's
isbn 9781781682531
prijs  € 12,99

Enough rules, time for action

$
0
0
The annual report on global arms export of the Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) deals with legal arms exports only. It is the lion share of the world wide trade in weapons. Figures on illegal arms exports, by criminals, companies or countries violating international arms embargos by the UN, EU or OSCE, are not available, for obvious reasons.

The United States, which has and uses the power to actively persecute those who violate U.S. restrictions on trade (see e.g. http://www.exportlawblog.com/) uncovers many illegal arms trasfers.  Widely reported was the seizure of the Panama-flagged KLOS C cargo ship (under Dutch flag only two years ago) which was boarded by Israeli special forces in the Red Sea near the Sudanese coast. The ship was suspected to export Syrian made M-302 surface-to-surface missiles to Gaza allegedly coming from Iran. The Sudan Tribune reports that “along with the missiles, some 180 mortar shells and 400,000 rifle rounds were laid out in neat piles on a pier in the port of Eilat” where the ship was brought after being captured. A U.S. spokesman told that: “the interception of this ship was a product of joint cooperation between Washington and Tel Aviv.”

More up north another ship was stopped in the harbour of Hamburg en route to Egypt. This time is was the German customs suspecting the cargo of an unnamed freighter. The ship turned out to transport spare parts for armoured vehicles and naval equipment from Poland, which according to the Germans was a violation of the EU Common Position on arms trade. Because the ship passed Hamburg harbour Germany was entitled to refuse a transit permit. According to a Egyptian foreign ministry spokesman it was a storm in a teacup. According to him, the cargo was only held pending for completion of documents.

These two examples show that a lot is possible in intercepting illegal arms transfers, as long as there is political will. What does not help is that some countries lower their arms export standards. Recently Swiss changed its policy under pressure of a lobby of 70 Swiss arms producers. Under the former regulation, arms exports to countries known for systematic and grave human rights violations were forbidden. Also, arms exports to countries engaged in an internal or international, armed conflict were not permitted. The new policy will be more elastic. Now, permits will be denied if there is “a high risk” in the receiving state that the military equipment will be used for serious human rights abuses, if the country is “illegally” engaged in an international, armed conflict or if an internal, armed conflict prevails. The “high risk” provision especially leaves room for manoeuvre. With this new formulation Switzerland is the first country downgrading its export rules in accordance with the UN Arms Trade Treaty, which is only giving very minimal standards.

Even more alarming is the change in the Japanese constitution, which will make it possible for Tokyo to export arms. This change is primarily introduced because of the cooperation with U.S. on several weapon manufacturing programmes (F-35 fighter and missile defence missiles SM-3 amongst others) for which export demand this change in law. But Japanese analists fear this will make all kinds of arms exports possible which might destabilize East Asia and strengthen the political position of Japanese nationalists and the Japanese armed forces. In the future Japan, the 3th global economy in the world, might also aim for a top position as an arms exporter.

When the supply grows, regulations are important, but even more essential is the political will to stop arms deals. Uncontrolled arms trade is caused by failing politics, not by lacking legal instruments. A positive example is the group of nations (Netherlands, Denmark, U.S., U.K., Canada, Norway, Germany, France and Italy) cooperating as the Gaza Counter-arms smuggling Initiative. The work of the group strongly contrasts the reluctance to stop illegal Libyan arms finding their way into Northwest Africa. The report by the UN-panel on those particular flows of weapons are a must-read for everyone who wants to understand what can go wrong with arms sales.



Written for Campagne tegen Wapenhandel

Mali in the press (April 2014)

$
0
0

On this page citations from press reports (almost daily and mostly in English) on developments in Mali in April 2014. The focus this month is on:

General and broadly reported questions are not included. Where possible a link is added.

Earlier Mali in the press blogs on:
January, February, March

geen woorden, maar daden

$
0
0
Het jaarverslag over de wereldwijde wapenexport van het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) houdt zich bezig met legale wapenexporten. Dat betreft het leeuwendeel van de wereldwijde handel in wapens. Cijfers over illegale uitvoer van wapens door criminelen, bedrijven of landen die internationale wapenembargo's schenden van de o.a. de VN , de EU of de OVSE, zijn iet beschikbaar. Dit om voor de hand liggende redenen.

De Verenigde Staten maakt zeer actief gebruik van de mogelijkheden om overtreders van de Amerikaanse beperkingen handel actief te vervolgen (zie bijvoorbeeld http://www.exportlawblog.com/). Daardoor worden veel illegale wapenstransacties voorkomen en onthult.

Er was veel aandacht van de media voor de inbeslagname van het onder Panamesevlag varende vrachtschip, de KLOS C (dat nog maar twee jaar geleden onder Nederlandsevlag voer). Het schip werd in de Rode Zee, in de buurt van de Soedanese kust, geënterd door Israëlische special forces. Het werd verdacht van het vervoer van in Syrië gemaakte M-302 oppervlaktedoelraketten naar Gaza. De wapens waren vermoedelijk afkomstig uit Iran. De Sudan Tribune meldt dat "samen met de raketten, ongeveer 180 mortiergranaten en 400.000 stuks geweermunitie werden opgetast op een pier gelegd in de haven van Eilat," waar het schip na de aanhouding naartoe werd gebracht. Een Amerikaanse woordvoerder zei dat: "het onderscheppen van dit schip het resultaat was van de samenwerking tussen Washington en Tel Aviv."

Meer naar het noorden werd een ander schip aangehouden in de haven van Hamburg. Dit schip was op weg naar Egypte. Nu is het de Duitse douane die vermoedens heeft dat de lading van een (niet bij naam genoemd) vrachtschip niet in de haak is. Het schip vervoerde onderdelen voor pantservoertuigen en militaire scheepsuitrusting uit Polen naar Egypte. Volgens de Duitsers dit was een schending van het gemeenschappelijk standpunt van de EU betreffende wapenexporten. De Duitsers maakten gebruik van het recht een doorvoervergunning te weigeren op het moment dat het schip in de haven van Hamburg lag. Volgens een woordvoerder van het Egyptische ministerie van Buitenlandse Zakenging het om een storm in een glas water; voor het vrijgeven van de lading werd slechts gewacht op verwerking van de juiste vrachtbrieven en documenten.

Deze twee voorbeelden laten zien dat er veel mogelijk is als het gaat om het onderscheppen van illegale wapenleveringen. Er is vooral politieke wil nodig. Wat niet helpt is dat sommige landen hun wapenexportnormen naar beneden bijstellen. Onlangs veranderden de Zwitsers het beleid onder druk van een lobby van 70 Zwitserse wapenproducenten. De oude Zwitserse verordening verbood wapenexport naar landen die bekend stonden vanwege systematische en ernstige mensenrechtenschendingen. Ook de uitvoer van wapens naar landen waar sprake was van een internationaal of binnenlands gewapend conflict waren niet toegestaan​​. Onder het nieuwe beleid wordt soepeler opgetreden; vergunningen worden geweigerd, indien er "een hoog risico" in de ontvangende bestaat dat de bewuste militaire apparatuur zelf zal worden gebruikt voor ernstige schendingen van de mensenrechten. Niet alle wapens worden dus verboden, maar wapens waarmee de schendingen plaats zullen vinden. De hoog risicobepaling laat vooral speelruimte. Met deze nieuwe formulering is Zwitserland het eerste land dat zijn export regels naar beneden bijstelt om ze in overeenstemming te brengen met het VN-wapenhandelsverdrag (ATT), dat uitgaat van minimale normen. (Nederland verlaagde al een aantal jaar eerder de normen na het invoeren van de Europese gedragscode wapenexport.)

Nog verontrustender is de verandering in de Japanse grondwet, die het mogelijk zal maken voor Tokyo om wapens te exporteren. Dit kan avanwege 'de pacifistische grondwet' eerder niet. Deze grondwettelijke verandering is vooral ingevoerd omdat de samenwerking met de VS mogelijk te maken bij verschillende wapenproductieprogramma's (zoals F-35 gevechtsvliegtuigen en raketschildraketten SM-3). Maar Japanse analisten vrezen dat dit allerlei wapenexport mogelijk zal maken. Daardoor kan de situatie in Oost-Azië verder destabiliseren en de politieke positie van de Japanse nationalisten en de Japanse krijgsmacht versterkt worden. Japan, de 3e economie in de wereld, kan nu ook gaan streven naar een toppositie als wapenexporteur.

Wanneer het aanbod groeit, zijn regels belangrijk, maar nog belangrijker is de politieke wil om wapenhandel te stoppen. Ongecontroleerde wapenhandel wordt veroorzaakt door niet ingrijpen, niet door gebrek aan juridische instrumenten. Een positief voorbeeld is de groep landen (Nederland , Denemarken, de VS, UK, Canada, Noorwegen, Duitsland, Frankrijk en Italië) die samenwerken als de Gaza Counter-arms smuggling Initiative. De daadkracht van die groep contrasteert sterk met de terughoudendheid als het gaat om het controleren van de illegale Libische wapensstromen die hun weg vinden naar alle uithoeken van Noordwest-Afrika. Het rapport van het VN-panel hierover zijn een must read voor iedereen die wil begrijpen wat er mis kan gaan met de verkoop van wapens.


Deze column is licht gewijzigde en engelstalig vorm te vinden op stopwapenhandel

Nederlandse wapenleveranties aan Qatar

$
0
0
Afgelopen vrijdag beantwoorde Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Ploumen Kamervragen van PVV-kamerlid De Roon over de bouw van zeven oorlogsschepen in Qatar door scheepsbouwer Nakilat Damen Shipyards Qatar (NDSQ). NDSQ is een joint venture tussen Nakilat en Nederlandse scheepsbouwer Damen.

Patriot PAC-3 raket
Ploumen belooft dat exporten van Nederlandse kennis zullen worden getoetst aan het wapenexportbeleid. De samenwerking bij de bouw van de schepen staat echter niet op zichzelf als het gaat om Nederlandse wapenleveranties die onderdeel zijn van de onvangrijke wapenaankopen die Qatar onlangs bekend maakte.

Bij de sluitingsceremonie van de DIMDEX Arms Fair kondigde het emiraat orders aan ter waarde van € 17 miljard ($ 23 miljard). Dit is meer dan twee keer zoveel het hele Nederlandse defensiebudget. De plannen betreffen gevechtshelikopters, geleide projectielen, tanker vliegtuigen en marineschepen. Het is duidelijk dat de wapenwedloop op het Arabisch schiereiland er een speler bij heeft.

De diplomatieke beleid van Qatar is berucht, vooral omdat het land politieke steun geeft en wapens levert aan islamisten in de conflictgebieden van het Midden-Oosten, zoals Egypte, Libië, Syrië, en Jemen. De steun voor de Moslimbroederschap in Egypte en Al Nusra in Syrië leiden onlangs zelfs tot een breuk in de Gulf Cooperation Council (GCC).

Qatar is om verschillende redenen een partner van het Westen: het land biedt mogelijkheden voor raketverdediging dicht bij Iran, er is een Amerikaans-Britse luchtmachtbasis en tenslotte is het actief bij het tegengaan van de Iraanse invloed in de regio. Qatar is ook het land waar Al Jazeera zetelt. De wapenaankopen door het Emiraat laat de militaire ambities van de Golfstaat zien om een ​​sterkere speler in de Arabische wereld te worden. Ze wil de militaire kracht paren aan de groeiende zachte macht.

Qatar wil bijvoorbeeld 22 NH - 90 militaire helikopters kopen. Deze worden gemaakt door NHIndustries divisie van de Europese groep ruimtevaart Airbus (voorheen EADS). Deze aankoop is € 2 miljard waard en heeft een paar connecties met Nederland:

De eerste link bestaat vanwege het feit dat de Airbus hoofdkantoren om fiscale redenen zijn gevestigd in Nederland. Hoewel Nederland tegen geringe kosten belastingparadijsvoorzieningen aanbiedt, is het op geen enkele manier in staat de bedrijfsactiviteiten te controleren op grond van wapenexportregels. Dat is een win-winsituatie voor Airbus en de Nederlandse staatskas.

Ten tweede is de bouwer van vliegtuigonderdelen Stork Fokker voor 5,5 % aandeelhouder in NHIndustries en de baten uit de deal zijn zullen dan ook aanzienlijke zijn.

Een ander deel van de mega-wapenaankopen door Qatar is aankoop van Patriot raketafweersysteem apparatuur die wordt gemaakt door de Amerikaanse defensiegiganten Raytheon en Lockheed Martin ter waarde van € 1,5 miljard. Fokker Aerostructures "is een van de leveranciers voor materialen voor het Lockheed Martin ( LMMFC ) - PAC - 3 - programma, dat is een militair programma," staat in een officieel documentvan Fokker .

De volgende deal is onderdeel van de groeiende aanwezigheid van de Nederlandse scheepsbouwer Damen in Qatar. Het is de deal waar de PVV zich druk over maakte. Op DIMDEX ondertekende NDSQ twee Memoranda of Understanding ( MoU ) met de strijdkrachten van Qatar strijdkrachten voor de levering van zeven militaire vaartuigen. "De schepen zijn zeer geavanceerde state-of- the-art marineschepen en worden gebouwd op basis van ontwerpen die hun waarde hebben bewezen. De schepen leveren een ongeëvenaarde zeewaardigheid," zo valt te lezen op de website van Damen.

Alle Nederlandse en internationale wapenbeheersing codes, regels en verdragen van de afgelopen veertig jaar opgenomen regionale veiligheid , gebieden van spanning en mensenrechtencriteria om wapenverkoop te meten. Het lijkt erop dat Qatar een goede kandidaat is om te voldoen aan die zorgen. Toch wordt het een grote klant voor de Nederlandse wapenindustrie. Aangezien Qatar een flinke status heeft opgebouwd als leverancier van wapens aan conflictgebieden moet in ieder geval de vraag worden beantwoorden hoe het eindgebruik van de wapens waaraan Nederland een bijdrage levert wordt bewaakt. Het antwoord van Minister Ploumen: “Daar waar kennisoverdracht plaatsvindt biedt het Nederlandse wapenexportbeleid afdoende garantie tegen ongewenste resultaten,” mag wel in het geval van Qatar wel iets concreter worden ingevuld.

Deze column is ook te vinden op Sargasso licht gewijzigde en engelstalig vorm te vinden op stopwapenhandel

No problem with arms sales to Qatar?

$
0
0
At the closing ceremonies of the DIMDEX Arms Fair Qatar announced arms acquisitions valued at €17 billion ($23 bn.).  This is more than twice the total Dutch annual military budget. Amongst others, the deal includes attack helicopters, guided missiles, tanker planes and naval vessels. Different segments of the orders have a Dutch component. The arms race on the Arabian peninsular has a new player.

On the picture: Patriot PAC-3 being fired.
Qatar is providing political support and weapons to islamists in several internal conflicts in the Middle East, such as in Egypt, Libya, Syria and Yemen. Its support for the Muslim Brotherhood and Al Nusra in Syria has recently created a rift in the Gulf Cooperation Council.

But because of its missile defence capabilities close to Iran, the presence of a US-UK air force base and its rejection of Iran's influence in the region, Qatar is a partner of the West. The arms acquisition plans of the Emirate are part of the military ambitions of the Gulf State to become a stronger player in the Arabian world, on par with its growing soft power influence. Qatar is also the country where Al Jazeera is based.

Amongst others, Qatar wants to buy 22 NH-90 military helicopters from the NH Industries division of European aerospace group Airbus (formerly EADS), worth €2 billion. The Airbus' head offices are located in the Netherlands for tax reasons, but although the Netherlands provides its tax heaven facilities, it has no obligations to control the companies' arms export policies. A win-win situation for Airbus and the Dutch State treasury. Dutch aircraft company Stork Fokker is participating for 5.5% in NH Industries and thus will profit considerably from the Qatar deal.

Another part of the deal is the sale of over €1.5 billion in Patriot missile defence system equipment made by Raytheon and Lockheed Martin. Dutch Fokker Aerostructures “is one of the suppliers for materials of the Lockheed Martin (LMMFC) – PAC-3-program, which is a military program.”

The deal also shows the growing footprint of Dutch shipbuilder Damen in Qatar. At DIMDEX Nakilat Damen Shipyards Qatar signed two Memoranda of Understanding (MoU) with the Qatar Armed Forces to build seven military vessels. “The vessels are highly sophisticated state-of-the-art naval ships based on proven designs providing unparalleled seaworthiness. (...) A large Integrated Logistic Support package is also mentioned in the MoUs” according to the Damen website. NDSQ is a joint venture between Nakilat and Dutch shipbuilder. The Dutch extreme islamophobic political party PVV asked Parliamentary questions on the deal. According to Minister for Trade and Development Ploumen, the deal is in line with Dutch export policies.

All Dutch and international arms control codes, regulations and treaties of the past forty years included regional security, regions of tension and human rights as criteria to measure and refuse arms sales. It seems Qatar is a highly qualified applicant for all three of them. Moreover, because Qatar is notorious for selling its arms to other conflict regions, at least the question has to answered how the end use of the exported equipment will be monitored. According to minister Ploumen:  “When transfers of knowledge take place the Dutch arms export policy offers enough guaranties against undesired effects.” In the case of Qatar, a more concrete and detailed description of these guarantees is no luxury.

Written for Campagne tegen Wapenhandel In Dutch Broekstukken or Sargasso.

Dutch 007 equipment; Royal Ten Cate on innovative defence market

$
0
0

Special Forces are the troops most spared by Western governments when economizing on the military. They are an essential element of the new Remote Warfare policy of which drones are another element. New equipment appeals to boy's fantasy. With DARPA's newly-commissioned stealth dirt bikes, the enemy “will never hear how rad you are”. BRD Motorcycles developed a quiet, lightweigt and usefull motor for U.S. expeditionary special operations.

The Dutch Special Forces, the so-called Korps Commando Troepen (KCT), ordered unmanned parachutes of U.S. Airborne Systems. Navigated by GPS, these parachutes can land – night and day – on the right spot to deliver supply to forces in the field. Since autumn 2013, the Dutch green berets have access to the Microfly and the Firefly unmanned parachutes, suited to drop freight until 250 kg and 1000 kg respectively. It is the kind of equipment you expect 007 to use.

There is also plenty of budget for more modest products. In april, the Dutch company Royal Ten Cate has been selected by General Dynamics Ordnance and Tactical Systems (OTS) to provide armor for the Ground Mobility Vehicle (GMV) for the US Army Special Operations Command’s (SOCOM) GMV 1.1. The command plans to purchase up to 1,300 GMVs over the next six years at about $245,000 per vehicle. Each truck will weigh less than 3.200 kg, hold up to seven personnel and be transportable by M/CH-47 Chinook helicopters.

Ten Cate will design, manufacture and deliver the armour for the vehicle and provide it to General Dynamics OTS as a complete kit ready for installation. The order has a value of about $30 million for the Ohio-based division of the company. Revenues will be generated in the next three to four years, with production beginning in the second half of 2014. This order of General Dynamics Ordnance and Tactical Systems forms part of a total order book of projects in excess of $100 million, which TenCate Advanced Armor is expecting to receive during 2014. Revenues out of this order book will be generated during the next four years.

Earlier in 2014, Ten Cate made headline with an other Special Forces product. In January, military labour unions VBM and ACOM protested on the plans by the Dutch ministry of Defence to buy Chinese uniformes for Dutch special forces deployed to Mali. Several parliamentarians asked questions about cheaper, but “inferior” Chinese uniforms bought by the Ministry. Ten Cate hoped that the MoD would choose the advanced Ten Cate textile 'Defender M“Better protecting our military”. A few months later the MoD seemed to have listened and ordered new uniforms made of Ten Cate's Defender M, sewed at clothing manufacturer NFM from Norway.

The textile manufacturer from Nijverdal has more military activities. Its composite material developed together with Fokker Aerostructures is e.g. used for wing parts of the Joint Strike Fighter (F-35). But the fifty percent military turnover by Ten Cate claimed by the Dutch lobby group for the military industries NIVD is an exaggeration, used as propaganda in an effort to tackle reductions on the military budget. In 2013, Ten Cate military turnover was 8 percent.

Ten Cate's newest military customer, SOCOM, is active in 130 countries worldwide. Questions have been raised in the media about the authority to conduct of SOCOM's special operations raids, particularly when innocent civilians were killed. Al Jazeera summarizes the tasks of the Command: assassinations, counterterrorist raids, long-range reconnaissance, intelligence analysis, foreign troop training etc. One of the key components is the Joint Special Operations Command (JSOC), a clandestine sub-command whose primary mission is tracking and killing suspected terrorists. It is only reporting to the president and acting under his sole authority, evading democratic scrutiny. John Nagl, a former high level counterinsurgency adviser, called JSOC"an almost industrial-scale counterterrorism killing machine". However, Ten Cate's deal with this killing machine of the our ally on the other side of the Atlantic will not be considered under the arms export policy.

Geschreven voor Campagne tegen Wapenhandel

Nederlandse 007 apparatuur; Koninklijke Ten Cate op innovatieve defensiemarkt

$
0
0
Special Forces hebben de bezuinigingen op defensiebudgetten het best ontlopen. Ze zijn een essentieel onderdeel van de nieuwe oorlog op afstand beleid, waarvan drones een ander in het oog springend element zijn. De nieuwe apparatuur voor deze XL-militairen appelleert aan de fantasie van een jongen. 

Bron: http://www.autoweek.com/article/20120625/carnews01/120629888
De Nederlandse Special Forces, het Korps Commando Troepen (KCT), bestelden vorig jaar onbemande parachutes van US Airborne Systems. Met GPS-navigatie uitgerust kunnen deze parachutes dag en nacht op de juiste plek landen om stiekem voorraden te leveren aan de troepen in het veld. De Nederlandse groene baretten hebben sinds het najaar van 2013 de beschikking over de Microfly en de Firefly, geschikt voor goederenvervoer tot respectievelijk 250 kg en 1000 kg. Het is het type uitrusting waarvan je verwacht dat 007 die gebruikt.

De ongeschonden budgetten voor dergelijke uitrusting biedt ook mogelijkheden voor bedrijven. In april werd de Koninklijke Ten Cate N.V. door General Dynamics Ordnance en Tactical Systems (OTS) geselecteerd om de bepantsering voor het Ground Mobility Vehicle (GMV) 1.1 voor het Amerikaanse Special Operations Command (SOCOM) te fabriceren. Het Commando is van plan om de komende zes jaar 1.300 GMVs te kopen voor zo'n US$ 245.000 per voertuig. Elk weegt minder dan 3.200 kg, is geschikt voor zeven militairen en door de lucht transporteerbaar met bijvoorbeeld CH-47 Chinook helikopters. (zie illustratie)

General Dynamics OTS krijgt de bepantsering als een complete set, klaar voor installatie. De bestelling bij de in Ohio gevestigde afdeling van Ten Cate heeft een waarde van ongeveer US$ 30 miljoen. Die opbrengsten zullen in de komende drie tot vier jaar binnen stromen. De productie begint in de tweede helft van 2014. Deze order maakt deel uit van een totale orderportefeuille van meer dan 100 miljoen dollar, die Ten Cate Advanced Armor in 2014 verwacht.

Eerder in 2014 haalde Ten Cate de krantenkoppen met een andere product voor Special Forces. In januari protesteerden de militaire vakbonden VBM en ACOM tegen de plannen van het Nederlandse ministerie van Defensie om Chinese uniformen kopen voor Nederlandse special forces die zouden worden ingezet in Mali. Verschillende parlementsleden stellen vragen bij de goedkopere, maar "inferieure" Chinese uniformen. Ten Cate hoopte dat het Ministerie voor de zogenaamde Defender M.' textiel zou kiezen. "Die beschermt onze militairen veel beter." Een paar maanden later leek het erop alsof het Ministerie van Defensie had geluisterd en werden nieuwe uniformen besteld, gemaakt van Defender M. en genaaid door kledingfabrikant NFM uit Noorwegen. De oude uniformen waren aldus het Ministerie op. Dat kwam goed uit.

De textielfabrikant uit Nijverdal heeft meer militaire activiteiten. Composietmateriaal ontwikkeld in samenwerking met Fokker Aerostructures werd bijvoorbeeld gebruikt voor vleugeldelen van de Joint Strike Fighter (F-35). Maar de vijftig procent militaire omzet van Ten Cate die de Nederlandse lobbygroep voor de militaire industrie NIDV claimde, is een overdrijving; propaganda gebruikt in een poging om kortingen op de militaire begroting aan te pakken. De militaire omzet draait de laatste jaren om de 10 procent en dat zal ook dit jaar gehaald worden.

De nieuwste militaire klant van Ten Cate, SOCOM, is actief in 130 landen wereldwijd. Het heeft daarbij een twijfelachtige reputatie. De vraag is herhaaldelijk gesteld op grond van welk gezag de operaties van de snelle jongens vallen, in het bijzonder die waarbij onschuldige burgers werden gedood. Al Jazeera vat de taken van het Commando bondig samen: moorden, contraterrorisme, verkenningsacties, inlichtingen analyse en het trainen van buitenlandse troepen. Een van de belangrijkste onderdelen is de Joint Special Operations Command (JSOC), een sub-commando met als primaire taak het bijhouden en het doden van verdachte terroristen. JSOC is alleen aan de president verantwoording schuldig en valt onder diens bevel, waarmee democratische controle ontweken wordt. John Nagl, een voormalige top-adviseur op het gebied van opstandsbestrijding, noemde JSOC "an almost industrial-scale counterterrorism killing machine". Ten Cate's contract met deze moordmachine van onze bondgenoot zal desondanks niet onder het wapenexportbeleid vallen. Zou dat niet moeten veranderen?

Martin Broek

Geschreven voor Konfrontatie, engelstalige versie voor Campagne tegen Wapenhandel

Mali in the press (May 2014)

$
0
0
On this page citations from press reports (almost daily and mostly in English) on developments in Mali in April 2014.

General and broadly reported questions are not included. Where possible a link is added.

The focus this month: deteriorating security situation, Algeria, natural resources such as Gold (but not extensively),
Earlier Mali in the press blogs on: January, February, March, April


***
May 6
***

Algerian troops kill nine militants, IANS-English, May 6, 2014
Algiers, May 6 -- Algerian troops Monday killed nine militants in the southernmost province of Tamenrasset, near border with Mali, the media reported
The operation took place in a locality of Tinzaouatine, Xinhua reported citing Alhadath news website. As many as eight weapons were seized, including Kalashnikov guns and two RPG7 rockets.
More Algerian troops were deployed on the border with Mali and Libya to counter any intrusion of militants from these two troubled countries.
A couple of days ago, Algerian army troops arrested 20 armed men and seized their weapons on border with Libya.
The Algerian forces killed five militants belonging to the Movement for Oneness and Jihad in West Africa (MUJAO) last year, as they attempted to intrude Algeria territory via the Malian border.
 
***
May 5
***

Olivier Guitta, Rumors of Instability;Is Bouteflika losing control in Algeria?, The Weekly Standard, May 12, 2014
Indeed, the antiregime propaganda coming from Al Qaeda in the Islamic Maghreb (AQIM) does not fall on deaf ears. In an hour-long video clip, AQIM denounces the corrupt Bouteflika administration and underlines the country's political, social, and economic problems. The video stresses the collusion of the regime with its Western allies, especially France, which it says is killing Muslims in Mali. Some discontented youths are buying this narrative and falling easy prey to AQIM recruiters. Also, thanks to its very successful business model, AQIM is wealthy: Reuters estimates that it has garnered at least $150 million through kidnapping for ransom in the past 10 years, and it profits handsomely from smuggling and trafficking in drugs, arms, and human beings.
Because of Algeria's porous borders with Mali, Tunisia, and Libya, AQIM and its affiliates transit easily and pull off attacks around the region. Making matters even easier for terrorists, Algiers refuses to cooperate with its neighbors and accepts no external involvement in its management of terrorism. Also, the fact that the Algerian military maintains thousands of troops on the border with Morocco, with which it is waging a longstanding undercover war, limits its effectiveness in other areas.

--

Czech military tries to sell redundant equipment to Mali– press, CTK National News Wire, May 5, 2014
The Czech military wants to sell its redundant equipment, including the Soviet-made Antonov 26 transport aircraft, to Mali but the Malian army is not interested in the planes, daily Lidove noviny (LN) writes today.
It recalls that the Czechoslovak army used the An-26 planes from 1982. In the past few years, they were used for the training of Gripen fighters' pilots.
The An-26s were discarded in April 2011 after almost 30 years, and replaced by four Spanish-made Casa planes.
A delegation of deputy defence minister Tomas Kuchta offered the An-26s to the Malian army at the end of April.
"The deputy minister presented the Czech armament industry's possible participation in the modernisation of Mali's military to representatives of the local Defence Ministry and armed forces. Since the Malian air force has long used na An-26, he also mentioned the option to sell the aircraft [to Mali]," Defence Ministry spokesman Jan Pejsek told LN, commenting on the talks in Mali. However, the Czech effort has failed.
Mali's representatives have not yet promised to buy the redundant Czech military equipment.
"No agreement has been reached," Pejsek said.
LN writes that this is a bad piece of news for the Czech military that expected to gain some 40 million crowns from the sale of the planes and it would be even willing to lower the selling price.
The Czech Defence Ministry also plans to sell the Mi-24/35 combat helicopters to Mali. Their lifespan expires in 2016 and the military does not count with them in the future.
The military may sell seven helicopters for 35 million crowns, LN says.
Czech soldiers are deployed in Mali within an EU mission. Czech soldiers are protecting the command of the European Union Training Mission in Mali (EUTM) and training local units. The Czechs' mandate in Mali is to be extended by the end of this year if Czech parliament approves it.
($1=19.798 crowns)

--

(…) Implementation of the DOCA will then see the Resolute group become the 100% owner and operator of the Bibiani gold project in Ghana. About Resolute: Resolute is an unhedged gold miner with two operating mines in Africa and Australia. The Company is one of the largest gold producers by volume listed on the ASX. Resolute's flagship Syama project in Mali is on track for an increase in production to 270,000oz of gold a year following an approved expansion to be undertaken through FY2016.

At its Ravenswood mine in Queensland Resolute is investigating a number of opportunities to add value by increasing gold production and lowering operating costs. The Company controls an extensive footprint along the highly prospective Syama Shear and Greenstone Belts in Mali and Cote d'Ivoire. Resolute has also identified a number of highly promising exploration targets at its Ravenswood operations and holds a number of exploration projects in Tanzania surrounding its Golden Pride mine.

--

Helen Carter and Anthony Franks OBE, Increased kidnapping threat in Libya and the Sahel, Oil Voice, May 5, 2014
(…) In August 2013, BilMukhtar's group amalgamated with the Mali-based jihadist group the Movement for Oneness and Jihad in West Africa (MUJAO), and formed the Murabitun group. [BilMuktar is the infamous one-eyed extremist, who was responsible for the attack on the In Aménas plant in Algeria.]
More recently, BilMukhtar and his group have been reported to be operating from southern Libya. Some informed sources suggest that pressure from French forces in Chad and Mali, and US surveillance has effectively forced BilMukhtar to go on the run in order to avoid being attacked.
Libya's ungoverned and largely ungovernable southern area with its easy cross-border routes is a safe haven for BilMukhtar. (…)

--

Mali, France to sign defence agreement, PANAPRESS - Pan African News Agency, May 5, 2014
Bamako, Mali (PANA) - Mali is to sign a series of agreements this month with a number of countries, including France, Chad, Niger, Algeria and Mauritania, Mr. Soumeylou Boubèye Maiga, the Malian Minister of Defence and Veterans Affairs, revealed here Sunday.
The agreement with France is on defence while those with Chad, Niger, Algeria and Mauritania will be on security cooperation.(...)
Regarding the defence agreement with France, [the Minister of Defence] said that Mali will renew the agreement it signed with the Western country in 1985.
"This is an agreement that will enable us to provide a legal framework for the French-Malian military cooperation in terms of providing military training and equipping the Malian army. " he said.

***
May 4
***

Islamist group members kill suspected "informant" in northern Malian town, May 4, 2014, Radio France Internationale website (via BBC Monitoring Africa – Political)
On Friday night [2 April], two men on a motorcycle fired at Sidati Ag Baye, a resident of Kidal in his home. The man was taken to Gao Hospital by the French Serval forces but he died on Saturday morning [3 May]. The resident, who has links to the MNLA [National Movement for the Liberation of the Azawad] Tuareg rebels, may have been killed by terrorists because he was an informant for the MNLA and French Serval Forces.

***
May 2
***


TLNT Wouter Helders, Materiaalarriveert in Afrika, Alle Hens 04, vrijdag 02 mei 2014
Na twee weken stampen en rollen op de golven van de Atlantische Oceaan ligt de ‘HC Lara’ veilig aangemeerd in de haven van Abidjan. Majoor der mariniers Mark Baart verwelkomt het door de Verenigde Naties (VN) gecharterde schip vanaf de kade. Het schip voer vanuit Nederland naar de Ivoorkust met materiaal voor de ‘Multidimensional Integrated Stabilisation Mission’ (MINUSMA). Nederland doet daar sinds begin dit jaar aan mee.

***
May 1
***

House Oversight and Government ReformCommittee Hearing; "Benghazi, Instability, and a New Government: Successes and Failures of U.S. Intervention in Libya."; Testimony by Daveed Ross, Senior Fellow Foundation for Defense ofDemocracies, U.S. HOUSE OF REPRESENTATIVES DOCUMENTS, May 1, 2014
(...)AQIM is of particular concern to Algeria, as it is an outgrowth of the Algerian militant outfit Salafist Group for Preaching and Combat (GSPC), and as such the group considers Algeria to be one of its highest priority targets. As southern Libya descended into essentially an ungoverned space, extremist groups such as AQIM have benefited. A letter from AQIM emir Abdulmalek Droukdel to Belmokhtar that the Associated Press recovered from north Mali speaks of the need to take advantage of events in Libya. AQIM has taken advantage in some of the ways that Algeria warned of, as "there are numerous reports of AQIM commanders visiting Libya for weapons purchases." n52 Illustrating these concerns, Algerian troops discovered an enormous cache of weapons near the Libya border in October 2013, allegedly including "100 anti-aircraft missiles and hundreds of anti-helicopter rockets, landmines and rocket-propelled grenades." n53(...)
The French military intervention, dubbed Operation Serval, pushed the jihadists from the areas that they control. However, there are clear signs that, a year later, the jihadists are back. The Guardian explains: According to local sources but also the security forces, jihadists have regained a foothold in several areas. Islamists have pressured families hostile to their presence to leave their homes. Over the past six months al-Qaida in the Islamic Maghreb (AQIM) has murdered several people who helped the French military in Mali, in particular Tuareg members of the National Movement for the Liberation of Azawad (MNLA). At least 10 people have been killed.... Three groups are involved in the insurrection in northern Mali: AQIM; the Movement for Unity and Jihad in West Africa (Mujao); and Ansar Dine, led by the Tuareg Iyad Ag Ghaly. The latter group are the most visible in the field, concentrated in their traditional sphere of influence, north of Kidal, close to the border with Algeria. n60
Not only did NATO's intervention help to produce the jihadist takeover of north Mali, but the safe haven jihadists have been able to find in southern Libya has played a role in these groups' comeback. Fighters from both Ansar al-Dine and AQIM fled from advancing French and aligned forces into southwest Libya, where they blended with local militants. N61(...)

52) Chivvis and Liepman, North Africa's Menace, p. 6.
53) Lamine Chikhi, "Algerian Troops Find Huge Arms Cache on Libyan Border," Reuters, October 24, 2013.
60) Jacques Follorou, "Jihadists Return to Northern Mali a Year After French Intervention," Guardian (U.K.), March 11, 2014.
61) Adam Entous, Drew Hinshaw, and David Gauthier-Villars, "Militants, Chased From Mali, Pose New Threats," Wall Street Journal, May 24, 2013; Chivvis and Martini, Libya After Qaddafi, p. ix (noting that "southern Libya verges on becoming a safe haven for al-Qaeda-linked groups recently chased from Mali by French military forces").

Previous Flintlock blogs on Broekstukken:
Military exercises and arms  (21 maart 2014)
Flintlock 2014 (21 Jan 2014)
The Dutch and the War on Terror … in Africa  (11 Feb 2011)
Nederlanders in War on Terror….in Afrika (03 Feb 2011)

Previous Mali blogs on Broekstukken:
Wapenleveranties aan Libië en de buurlanden (07 Sep 2012) 

Airbus Defence and Space, growing 'kind of dirty business'

$
0
0
May 27 the annual shareholders meeting of Airbus (formerly EADS N.V.) the biggest military and space company in Europe will take place in Amsterdam. The Campagne tegen Wapenhandel has a long history of protests at the event. These protests, among much more, created an atmosphere which was recently described by Airbus CEO Tom Enders: “Working in the defence industry has a bad reputation in several European countries. Many see it as a kind of dirty industry.”Despite this bad reputation and a shrinking military market in Europe revenues grew considerably in 2013. How?

Airbus Group (EADS In 2013)
FY 2013
FY 2012
Change
Revenues, in millions
59,256
56,480
+ 5%
thereof defence, in millions
12,076
11,605
+ 4%

Airbus is profiling itself in North America, “a market to big to ignore,” according to CEO Enders. Recently Enders spoke at the Atlantic Council in Washington, where he presented Airbus' U.S. efforts and promised new acquisitions at a meeting awash with the elite from U.S. Defence circles. He praised the US for it's procurement policy, although could not resist mentioning several times how much he would have liked to sell tanker aircraft to the US armed forces, a deal however which, after a long struggle, went to arch rival Boeing. Enders used this high level podium foremost for his favorite topic: to fire at European governments and institutions who are not supportive enough to the military production of Airbus. Earlier Enders criticizedthe European capitals not enabling Airbus to develop a mature drone capability. At this Washington meeting, Tom Enders received the Atlantic Council Distinguished Business Leadership Award.

Airbus still is a major participant in the French nuclear force. The company also plays a major role in conventional arms exports. European and North American countries are the traditional customers. But Airbus makes clear that its key markets are broader, and include Australia, Brazil, India, China, Middle East and Russia (the latter obviously a problematic market at present).

Saudi Arabia, which is exchanging oil revenues for weaponry, is a prominent client. It is close to buying Eurofighter Typhoon jets (EFA, Airbus builds the EFA together with BAe Systems and Finmeccanica) a multi-billion dollar arms sale deal.
Riyadh is a controversial destination for European arms export, notably for Germany. This was clearly visible during the last arms export policy debate in Parliamentand also in a statement of the German vice prime minister Sigmar Gabriel who intents to sanction the sale of battle tanks to Saudi Arabia. Gabriel also saidhe intents to stop an Airbus arms deal to Saudi-Arabia; General Dynamics had chosen Airbus daughter Optronics to deliver 2000 Precision measuring instruments for target acquisition build in new light armoured vehicles(LAV) for Rhiyadh as part of a ten year $10 billion agreement with General Dynamics’ Canadian subsidiary. The Airbus deliverance is worth €500 million. Not everybody is convinced of Gabriel's resolve and fear that no concrete steps will be made. But the German Handelsblatt notedfrustration coming out of the Airbus offices in Germany anyway.

On sales to the Middle East, Campagne tegen Wapenhandel wrote about sales to Qatar. Newest on the Airbus military equipment to the Middle East is a CASA C-235 aircraft purchased second hand from Spain. The plane was converted to gunship configuration for the Royal Jordanian Air Force, opening a new market. It was shown at the Special Operations Forces Exhibition & Conference (SOFEX) early May in Jordan.

The 12 billion plus revenues of Airbus on arms in 2013 are made across the world, but China, the other important growth market, is oftenmentioned, mainly because of helicopter sales. Besides direct gains from the Chinese military budget, Airbus earns from the arms race in East and Southeast Asia, which isa reaction to the growing military spending by China. One of the examples is a sale to the Philippine Air Force (PAF). It is expected PAF receives, within two years time, among aircraft from other companies, three medium EADS/CASA-Airbus Defence and Space C-295 medium lift aircraft. Asia in general is an important market for U.S. companies but also for European oneslike Airbus.

Airbus' sales are in both growing and shrinking markets all around the world. Combined they resulted in a 4% net military revenue growth.

Written for  Campagne tegen Wapenhandel

Airbus Military, een groeiende wapenhandelaar

$
0
0

10
 Algemeen directeur van Airbus, Tom Enders, bezoekt een vliegshow in Dubai.
Het afgelopen jaar maakte de militaire wapenproductietak van Airbus Group ruim 12 miljard winst over de hele wereld. Kernwapens behoren tot het paradepaardje.

Op 27 mei zal de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering van Airbus Group (voorheen EADS), het grootste Europese militaire ruimtevaartbedrijf, plaatsvinden in Amsterdam. Sinds 2002 wordt er regelmatig door vredesactivisten geprotesteerd bij dit evenement. Algemeen directeur van Airbus, Tom Enders, merkte onlangs terecht op dat “werken in de defensie-industrie een slechte reputatie heeft in verschillende Europese landen. Velen zien het als een soort smerige industrie.”
Ondanks deze slechte reputatie en een krimpende militaire markt in Europa steeg de totale omzet van Airbus Group in 2013 aanzienlijk.

Airbus Group (EADS in 2013)
2013
2012
Change
winst, in miljoenen
59.256
56.480
+ 5%
daarvan militair, in miljoenen
12.076
11.605
+ 4%

CEO ‘major’ Tom Enders

Airbus groeit in Noord-Amerika, “een markt te groot om te negeren”, aldus Enders. Onlangs sprak Enders op de Atlantische Raad in Washington, waar hij de Amerikaanse inspanningen van Airbus opsomde en meer Amerikaanse overnames beloofde. De Amerikaanse veiligheidselite was rijkelijk vertegenwoordigd op deze bijeenkomst. De VS werd door Enders geprezen om haar inkoopbeleid, maar de CEO kon het niet laten om meerdere malen op te merken hoe graag hij tankvliegtuigen had verkocht aan de Amerikaanse krijgsmacht, een deal die echter, na een lange strijd, naar aartsrivaal Boeing ging.

Enders gebruikt z’n podium ook voor zijn favoriete onderwerp: het vuren op Europese regeringen en instellingen die de militaire productie van Airbus niet voldoende zouden ondersteunen. Eerder leverde hij al kritiek op de Europese hoofdsteden omdat ze er niet voor zorgden dat Airbus een volwassen drone-programma op kon zetten. Tijdens deze bijeenkomst in Washington ontving Enders de Distinguished Business Leadership Award van de Atlantische Raad.

De zakelijk leider van Airbus sprak ook over het controversiële handelsakkoord TTIP, door velen gezien als een legalisering van de dominantie van bedrijfsmacht tegenover democratisch beleid. De in Brussel gevestigde onderzoeks- en campagnegroep Corporate Europe Observatory gaf tien redenen om tegen TTIP te zijn.

Maar volgens Enders levert het juist een zeer sterke bijdrage op aan de alliantie tussen de VS en de EU. Hij verwacht niet dat er een TTIP komt voor de defensie-industrie. “Het NSA-schandaal heeft de omstandigheden voor dit soort samenwerking verslechterd”, zei hij. “Terwijl politici geen leiderschap betoonden, maar de boel op zijn beloop hebben gelaten, waardoor de negatieve krachten [oppositie tegen TTIP en een sterkere Europese defensie – industrie -MB] aan de winnende hand zijn.”

Kernwapens

Kernwapens behoren tot het paradepaardje van Airbus Defence & Space. Op de laatste aandeelhoudersvergadering van 2013 zei Enders dat het bedrijf trots is op de productie voor de Force de Frappe, de nucleaire strijdkrachten van Frankrijk. Hij herhaalde daarmee de woorden van zijn voorganger Louis Gallois in 2012. Krista van Velsen, momenteel campagnevoerder nucleaire ontwapening bij Pax Nederland: “Ik vraag me af of iemand echt trots kan zijn om deel uit te maken van deze oorlogsmachines.”

Allereerst is Airbus hoofdaannemer voor de ontwikkeling van de gloednieuwe M51, een ballistische kernraket voor lancering vanaf onderzeeërs. Ten tweede bezit Airbus (37,5 procent) samen met BAE Systems (37,5 procent) en Finmeccanica (25 procent) raket-producent MBDA. MBDA ontwikkelde recentelijk de ASMPA-nucleaire lucht-grondraket voor de Franse luchtmacht. Deze tactische kernraketten verlagen de drempel voor het gebruik van nucleaire raketten, daarover zijn vele analisten het eens. Ten derde ontwikkelt, produceert en reviseert Airbus de M45, de huidige nucleaire raket van de Franse marine. Al deze kernwapenactiviteiten van Airbus samen, waren onlangs reden voor de Campagne tegen Wapenhandel de investeringen van pensioenfonds ABP in het Airbus aan te kaarten.

Het bedrijf speelt ook een belangrijke rol in de uitvoer van conventionele wapens. Europese en Noord-Amerikaanse landen behoren tot de traditionele klanten. Maar Airbus maakt duidelijk dat zijn belangrijkste markten ook elders liggen: Australië, Brazilië, India, China, het Midden-Oosten en Rusland worden genoemd. Hoewel het laatste land momenteel problematisch ligt als bestemming van wapenexport.

Midden-Oosten

Saoedi-Arabië, goed in het omwisselen van olie-inkomsten voor wapens, is een prominente klant. Het is bijna zover dat het de Eurofighter Typhoon (EFA) aanschaft. Ook de EFA is een product van Europese samenwerking. Airbus bouwt het vliegtuig samen met BAe Systems en Finmeccanica. In geval van Saoedi-Arabië gaat het om een order van vele miljarden.
Riyad is een controversiële bestemming voor Europese wapenexport, met name in Duitsland. Dit werd duidelijk zichtbaar tijdens het laatste wapenexportdebat in de Bondsdag. En ook in een verklaring van de Duitse vice-premier Sigmar Gabriel, die overweegt de verkoop van tanks aan Saoedi-Arabië te sanctioneren. Gabriel zei tevens een Airbus wapendeal naar Saoedi-Arabië te willen blokkeren.

General Dynamics heeft Airbus dochter Optronics gevraagd om 2.000 precisie meetinstrumenten voor doelopsporing, die ingebouwd kunnen worden in nieuw te ontwerpen Licht Gepantserde Voertuigen (LAV) voor Riyad. Dit is een onderdeel van een tien jaar en 10 miljard dollar grote overeenkomst tussen General Dynamics’ Canadese dochteronderneming en Riyad. De Airbus leverantie is 500 miljoen euro waard. Niet iedereen is overtuigd van Gabriel’s vastberadenheid. Sommigen vrezen dat er geen concrete stappen zullen worden gezet. Maar het Duitse Handelsblattrapporteerde al frustratie vanuit het Airbus-hoofdkwartier in Duitsland.

Aangaande de verkoop naar het Midden-Oosten berichtte ik al eerder over de verkoop aan Qatar. De meest recente verkoop van Airbus militair materieel aan het Midden-Oosten is een CASA CN-235 vliegtuig dat tweedehands werd gekocht van Spanje. Het vliegtuig werd omgebouwd tot een zogenaamd gunship voor de Koninklijke Jordaanse Luchtmacht. Hiermee is een nieuwe markt geopend. Het vliegtuig werd begin mei getoond op de wapenbeurs Special Operations Forces Exhibition & Conference (Sofex) in Jordanië.

Militaire winst

De ruim 12 miljard militaire winst van Airbus in 2013 werden gemaakt over de hele wereld. Wel wordt China, de andere belangrijke groeimarkt, opmerkelijk vaak genoemd. Het gaat dan vooral over de verkoop van helikopters. Naast deze directe voordelen van het groeiende Chinese defensiebudget, verdient Airbus ook aan de wapenwedloop in Oost- en Zuidoost-Azië, die vooral een reactie is op de groeiende militaire uitgaven van China.

Een voorbeeld daarvan is de verkoop aan de Filipijnse luchtmacht (PAF) van drie middelgrote Airbus Military C-295 transportvliegtuigen. Azië is een belangrijke markt voor Amerikaanse wapenproducenten, maar ook de Europese, zoals Airbus. De Airbus winst wordt zowel op groeiende als op krimpende markten behaald over de hele wereld. Dit resulteerde in 2013 in een 4 procent netto groei van de winst op wapenhandel.

Geschreven voor Ravage-webzine
Engelstalige versie voor Campagne tegen Wapenhandel

EU: De zachtmoedige grootmacht

$
0
0
14

Jonathan Holslag beschrijft in zijn boek De kracht van het paradijs de naoorlogse economische geschiedenis van Europa dat niet langer de grootmacht is waar de rest van de wereld rekening mee houdt.

“We moeten allereerst bevreesd zijn voor onze eigen zwakheid”, zei Jonathan Holslag over Europa in het tv-programma DWDD. Holslag is verbonden aan het Brussels Institute of Contemporary China Studies. De man werd stevig aangekondigd: volgens tv-presentator Matthijs van Nieuwkerk zit er een Derde Wereldoorlog aan te komen, met China als tegenstander.

De Arabische Lente en de verovering van De Krim waren slechts opwarmertjes. China is fragiel, is een wapenwedloop begonnen en speelt steeds vaker de nationalistische kaart. Tegelijkertijd zit Europa op zijn handen en dreigt geen medespeler maar een speeltuin te worden. Holslag weerspreekt geen enkele bewering. Zijn dikke pil, De kracht van het paradijs, werd door Van Nieuwkerk aangekondigd alsof het een spannend jongensboek betreft.

Wie het boek leest ontdekt al snel dat snelle verkooppraatjes en werkelijkheid elkaar in de weg zitten. Allereerst schrijft Holslag: De kans is klein dat de grootmachten in een oorlog verwikkeld raken, maar ze kunnen wel een tik uitdelen aan kleinere landen, elkaar via een omweg treffen of geleidelijk steeds dieper wegzinken in een conflict dat aanvankelijk nog beheersbaar leek.’ Op een spannende Derde Wereldoorlog moet DWDD dus nog even wachten.
Ook gaat het boek niet in de eerste plaats over China. Het is een warm pleidooi voor het omarmen, stroomlijnen en versterken van de Europese Unie. Holslag gaat op dat doel af via drie thema’s: economie, machtspolitiek en wereldorde (waarbinnen China) en praktische punten voor Europa in een poging ‘een paradijs tot stand te brengen uit een wel zeer somber wereldbeeld.’ Het is een ambitieus, eloquent en assertief boek dat veel plannenmakerij van eurofielen – door Holslag in DWDD ‘euro-idealisten’ genoemd – omvat.

Europese eenheid

Holslag beseft dat Europa geen eenheid is, zo blijkt uit zijn beschrijvingen van de situatie in verschillende landen. Europa is een bak met knikkers met verschillende kleuren en maten die maar moeilijk samen gaan in één spel. Sterker nog: zelfs binnen Europese landen spelen verschillende belangen. Het boek is zo omvangrijk dat alles wel ergens ter sprake komt, maar het dominante beeld van Europa als één instituut is bepalend. Dat instituut wordt heel vaak zwak en fragiel genoemd, maar die alarmistische opmerkingen zijn bedoeld om meer inzet en verantwoordelijkheid voor de EU op te roepen.

De Europese markt wordt slap en een schuldenmoeras genoemd, de politiek is kleingeestig. Wederom kwalificaties die tot meer dadendrang moeten leiden. Maar ‘ondanks de somberte is er geen reden Europa af te schrijven.’ [...] ‘De beste manier om scepsis teniet te doen is laten zien dat een Europees paradijs bereikbaar is, en uiteenzetten hoe we kunnen toewerken naar een samenleving die veilig, veerkrachtig in haar diversiteit, creatief en ondernemingsgezind is.’
Hoofdstuk twee wordt welluidend afgesloten: Zestig jaar van Europese integratie passeren als een snoer van crises en mislukkingen, maar bij elke kraal heeft het proces standgehouden en zich verdiept. […] De vraag is waarom het deze keer anders zou gaan. Waarom zouden we ervan uitgaan dat de crisis in de eurozone de ultieme ondergang inluidt van het eenmakingsproject, de neergang ervan versnelt en de Unie naar een plek aan de buitenrand van de Aziatische eeuw drijft?’
Deze tekst doet vanaf het begin denken aan de woorden van Guy Verhofstad, de leider van de liberalen in het Europees Parlement. In een debat, georganiseerd door het Belgische weekblad Knack, blijken Holslag en Verhofstad het dan ook volledig met elkaar eens. De schrijver behoort tot het redelijke midden, dat wordt bepaald door sociaal- en christen-democratie en liberalen. Deze groepen stemmen in 70 procent van de Europese resoluties hetzelfde.

Framen

Wanneer Europeanen denken aan eenheid, denken ze aan procedures en processen’, zo wil Holslag ons zoals zovelen doen geloven. Hij ontneemt daarmee de heersende kritiek zijn daadwerkelijke inhoud door ze te framen als zijnde onvrede met de bureaucratie en minder als een ideologische belangenstrijd. Laat ik voor mezelf spreken, als ik aan Europa denk dan denk ik aan het de vrije markt, krappe financieringspolitiek door het zogenaamde beteugelen van nationale begrotingstekorten en -schulden en het ondergraven van arbeidsrechten.

‘Elke werker moet een ondernemer zijn die streeft naar excellentie’, schrijft Holslag om mij te sterken in mijn mening. Wat met de werkers die nu al door het ZZP-moeras geen toekomst meer zien? Holslag ziet geen probleem, mits je ze maar de vrijheid en mogelijkheden geeft en stopt met de betutteling. Pensioengelden moeten worden gebruikt om de interne markt te versterken, zo wakkert hij mijn wantrouwen aan. Omdat hij niet aangeeft aan welke voorwaarden dit zou moeten voldoen om te verzekeren dat het niet ten koste van rendementen en dus uitkering zal gaan.
De constatering dat de politieke partijen geen antwoord hebben op ‘onze’ onzekerheid, lijkt me een stuk belangrijker. Dat ‘onze’ zegt veel over de schrijver. Hij zegt ook: een samenleving die geen gemeenschappelijke bestemming heeft, keert zich tegen zichzelf.’ Alsof we in amorfe landen leven met één bestemming. Zal dat dan die van de middenpartijen zijn die allen de vrije markt als uitgangspunt nemen?

De economie

Er is sprake van een vertrouwenscrisis en er heerst angst, aldus Holslag. De verzorgingsstaat staat onder druk. De sociaaldemocratie heeft het moeilijk zodra die minder sociaal wordt, constateert de schrijver. Hij noemt het een worsteling tussen noodzakelijke bezuinigingen en sociale wensen. Het zou regeringen verscheuren. Toch blijft de Europese kiezer een gematigde politiek meer trouw dan wordt verondersteld. De traditionele partijen verloren in Europa gemiddeld 6 procent van hun aanhang tussen de periodes 1990-2000 en 2000-2012.
Maar al die zwaktes en het falen van Europa worden toch ook een beetje opgepoetst door de feiten die Holslag zelf opdist. De gezamenlijke Europese landen hebben een handelsoverschot met de buitenwereld. Witgoed komt voor meer dan 90 procent uit Europa, evenals de meeste auto’s en zo’n 30 procent van de tv-sets. In de jaren ’90 namen de 27 EU-landen 31 procent van de mondiale economische output voor hun rekening, in de afgelopen tien jaar nog 29 procent – ondanks de crisis, de opkomst van China etc. Bovendien is Europa goed voor 33 procent van de wereldwijde export.’
‘Europa genereert 29 procent van ‘s werelds rijkdom met 8 procent van de wereldbevolking en op 3 procent van het aardoppervlak.’ [...] ‘De economie van Europa blijft per slot van rekening de grootste’, zo stelt de schrijver naast zijn kommer en kwel.

Militaire zaken

Holslag is politicoloog (internationale betrekkingen) en historicus. Beide beroepen zorgen voor een wijde blik op de wereld. Toch gaat er regelmatig iets mis. Denemarken zou zich niets gelegen laten liggen aan ‘piraten in de Middellandse Zee’. Drie cruciale fouten in een bewering. Denemarken is een scheepvaartnatie van de eerste orde, denk bijvoorbeeld aan rederij Maersk. Bovendien zijn de piraten in de Middellandse Zee al ruim een eeuw vertrokken en zijn momenteel de meest nabije actief voor de West- en Oost-Afrikaanse kust. Daarbij neemt de Deense marine deel aan de militaire vloot voor de kust van Somalië. Dergelijke argumenten uit de hoge hoed zijn er wel meer.
De schrijver staat uitgebreid stil bij militaire zaken, maar dat deel van het boek rammelt. De grove schetsen die hij tekent zijn echter wel van waarde om te denken over een richting die de EU militair uit zou kunnen gaan. Momenteel neemt de gedachte aan een Europees leger steeds sterkere vormen aan in delen van het Europese Parlement. (zie bijvoorbeeld deze publicatie).

De wereld geschetst

De wereld is in de ogen van Europa door Holslag als volgt schematisch ingedeeld: er is één ware wereldmacht en er zijn twee regionale grootmachten met mondiale ambities, China en de EU. Bovendien is er nog een legertje aan regionale (groot) machten, zoals Brazilië, India (met de potentie van supermacht), Japan, Zuid-Korea en Zuid-Afrika die de pretenties van de grote drie op de proef kunnen stellen. De terminologie grootmacht of regionale macht wordt nogal rommelig gebruikt, dat maakt het niet duidelijker.
De opmerkelijkste categorie bestaat uit de strategische sjacheraars. Daarmee worden Turkije, Rusland, Iran en Saoedi-Arabië bedoeld die door hun geografische positie als eerste profiteren van het handelsverkeer tussen Oost en West. Dat stelt ze in staat een autonome rol te vervullen in de internationale politiek.
Met die landen dient de EU banden aan te knopen om de stabiliteit te handhaven en onnodige conflicten om invloed te voorkomen. De Unie wordt verder omringd door een gordel van onzekerheid die loopt van Marokko, via het Midden-Oosten naar de Oekraïne. Bezuiden van de Sahara en naar het Oosten (van Birma tot Iran) ligt de ‘Wig van Ontberingen’ waar oorlog, honger en armoede de dienst uitmaken.
 
De geopolitieke aanpak van Europa komt, samengevat, op het volgende neer: ‘eerst consolideren we onze positie in de gordel van onzekerheid, daarna benaderen we de strategische sjacheraars, waarna nieuwe synergieën met hen opnieuw onze positie in de gordel van onzekerheid verstevigen; vervolgens duiken we dieper in de wig van ontberingen, waardoor we onze banden met de vier strategische sjacheraars zullen versterken, en daarmee ook onze betrekkingen in de gordel van onzekerheid, waarna we enkele partnerschappen verder van ons vandaan gaan prioriteren.’
Of Holslag de banden met bijvoorbeeld Turkije een dienst bewijst met de volgende typering van de Turkse premier Erdogan, is nog maar de vraag: Hij ‘marcheert als een krijger, met de stuurse blik van een slavendrijver en de droeve ogen van een straathond.’ Hoe hij erbij komt dat Europa geen partner van Saoedi-Arabië is geworden? Zowel militair als economisch is Riyad een belangrijke partner voor veel Europese landen. Lees de ex- en importcijfers er maar op na.
Met betrekking tot sjacheraar Rusland waarschuwt Holslag ervoor dat Moskou niet wil dat de Oekraïne binnen de westerse invloedssfeer valt. Europa moet daarom de autonomie van Kiev verdedigen, stelt hij. Europa deed dat nogal overenthousiast met bijvoorbeeld bezoekjes aan de extreem-rechtse demonstranten op het Majdanplein en een handelsakkoord. Waar dat toe heeft geleid, is inmiddels duidelijk. Europa zal een volwassen relatie met Rusland moeten krijgen, schrijft hij, anders blijven staten in het Oosten zich vastklampen aan de VS. Maar wat meer ‘politieke empathie’ is dan wel gewenst.

Zachtmoedige kijk

Holslag beschrijft de kracht van onderhandelingen, internationale organisaties, diplomatie en gesprek, maar ook een versteviging van de Europese militaire macht is in zijn ogen noodzakelijk. Nu is Europa, volgens de schrijver, vooral een continent dat een zachtmoedige kijk heeft op de wereld om zich heen. De EU was de eerste speler waarvan het gehele buitenlandse en veiligheidsbeleid op idealisme werd gebouwd, stelt hij met misnoegen, aangezien dit niet past in de harde wereld van de machtspolitiek.
15Het gegeven dat Europa een neutrale bemiddelaar is, kan ook voordelig zijn. De neiging bestaat wel eens de zwakte van Europa te overdrijven. Vaak blijkt dan dat de sterkte van de VS als uitgangspunt genomen wordt (en iedereen weet in hoeverre de VS zich daarvoor in de schulden heeft gestoken). Bijgaande grafiek laat bovendien zien dat dit wel mee valt.

De door Holslag beschreven zwakte wordt opgevolgd door aanbevelingen. Ten eerste dient Europa zijn nucleaire afschrikking te handhaven. ‘Een vloot van acht strategische onderzeeërs is het absolute minimum’, stelt Holslag. Hij gaat mee met modieuze onderwerpen als cyber-security, wil een raketschild, carrier battle groups (een vliegdekschip met een omringende vloot) voor de kust van West-Afrika, in de Middellandse Zee en Indische Oceaan. Hij plant bases op een kaartje. De defensie-uitgaven mogen niet minder dan 2 procent bedragen en wapenfabrikanten moeten samenwerken daar waar Europa gezamenlijk gaat aanbesteden. Je hoort de defensielobby aan alle kanten opklinken.

De eeuw van Azië

De bewering dat de 21e eeuw de eeuw van Azië zal zijn, wordt vaak onderbouwd met het feit dat de VS zijn militaire aanwezigheid in Europa afbouwt en zich meer en meer richt op Azië. Die tendens is zeker zichtbaar, maar dat neemt niet weg dat de Atlantische banden nog steeds zeer sterk zijn.
Bovendien speelt Europa nog immer een belangrijke rol binnen de Amerikaanse politiek. Bijvoorbeeld bij het ondersteunen van operaties in het Midden-Oosten, Afrika (het Amerikaanse Afrika Commando bevindt zich in het Duitse Wiesbaden) en het hoge Noorden, aldus generaal Frank Gorenc, de commandant van de Amerikaanse luchtstrijdkrachten in Europa en Afrika. ‘Deze samenwerking [binnen de NAVO] geeft de mogelijkheid om daar te zijn waar we moeten zijn, niet alleen voor NAVO-belangen, maar voor Amerikaanse.’ (Defense News 17/3/14) Die visie past misschien niet zo goed in het met grove kwast schetsen van de wereld, maar wat nu een nuance lijkt kan evengoed hoofdzaak worden.

Verrassend is het dat Holslag ook de relatie met Washington tegen het licht houdt. De VS heeft misschien wel dezelfde tradities als Europa, maar ook zijn eigen belangen, zo onderstreept hij: ‘Uit angst het af te leggen tegen China startte de Europese Commissie onderhandelingen over een vrijhandelsverdrag met de Verenigde Staten. Maar wat men daarbij leek te vergeten, was bijvoorbeeld dat Amerika ondanks de handelsbesprekingen een beleid voerde dat schadelijk was voor Europese producenten’, zo schrijft hij over het omstreden TRIP-verdrag.
Verderop: ‘Onze geopolitieke belangen vallen dus niet noodzakelijk samen, en het is zelfs onvermijdelijk dat een macht die is ingebed in het onrustige Euraziatische continent een veel fijnmaziger en verstandiger veiligheidsstrategie vereist dan een eilandmacht die kan denken in wij tegen zij logica en zich naar eigen goeddunken met een conflict kan bemoeien.’ Samenwerking dient uit te gaan van geopolitieke oriëntaties en niet van routinepolitiek.

Speeltuin

De Europese economie is nog steeds sterk, maar staat onder druk. Daar moeten nieuwe duurzame een innovatieve impulsen aan gegeven worden (met name in kwaliteitshuisvesting, openbare – infrastructuur zoals gezamenlijke energievoorziening – de watervoorziening, transport en vervoer, onderwijs, gezondheidszorg, en de industrie).

Europa moet een geloofwaardige militaire en machtspolitieke speler worden door een gezamenlijk veiligheidsbeleid te ontwikkelen gericht op de omliggende landen. Het dient ook een beleid te hebben voor de ‘wig van ontbering’, omdat dit anders een ‘gigantisch zwart gat’ wordt dat ook bij ons voor instabiliteit zal zorgen. Bovendien is het rijk aan grondstoffen en wingebied voor grootmachten.
Door de crisis was er minder ruimte voor eenheid. Staten gaan steeds meer voor eigen belangen, om de sociale onvrede te dempen. ‘Nu de wereld één gigantische arena is waarin graaiende staten bikkelen om invloed, gaat behendigheid boven behoedzaamheid’, schrijft Holslag in het begin van zijn boek. ‘Voor het eerst sinds eeuwen zal Europa de rest van de wereld niet als speeltuin tot zijn beschikking hebben om interne conflicten op te lossen, maar heeft de rest van de wereld Europa als speeltuin voor een nieuwe episode van economische twisten, strategische rivaliteit en radicalisering.’

Bij DWDD was Holslag een begenadigd spreker, in zijn boek een levendig schrijver met een alarmistische boodschap. Met veel ben ik het niet eens. Europa is niet zo zwak, kernwapens moeten verdwijnen, Saoedi-Arabië is eerder teveel te weinig partner. Grootmacht-politiek bedrijven leidt tot ongelukken en laat mij maar in een zachtmoedige grootmacht wonen. Maar het boek motiveert ook om nét iets verder te denken.

16titel  De kracht van het paradijs; Hoe Europa kan overleven in de Aziatische eeuw
auteur  Jonathan Holslag  
uitgever   Bezige Bij Antwerpen, 2014
uitgave   608 pagina’s
isbn   9789085425298
prijs   € 34.99
Viewing all 451 articles
Browse latest View live